Kikkers zijn amfibieën. Dat betekent dat ze niet zonder water kunnen als ze zich willen voortplanten. Dat geldt ook voor deze buidelboomkikkers.
Toch zul je volwassen buidelboomkikkers zelden in een sloot zien. Ze klauteren meestal rond tussen de takken en bladeren van bomen in het oerwoud. Daar vangen ze ook allerlei insecten.
Een mannetje begint te kwaken om indruk op een vrouwtje te maken. Zo'n kwaakblaas werkt als geluidsversterker. Het vrouwtje is veel groter dan het mannetje. Het valt dan ook niet mee om op haar rug te klimmen.
Het is gelukt.
Het paar zoekt de goede houding en dan kan het vrouwtje gaan leggen. Een sloot is daar niet voor nodig. Let op. Het eerste ei komt eraan. Het ei wordt door het mannetje bevrucht en weggemoffeld.
Weer eentje.
Maar waar blijven ze? Er komen steeds meer eitjes en allemaal verdwijnen ze meteen. Hier zie je een paar eieren bij elkaar, vlak voordat ze verdwijnen. Even later zitten ze bij de moeder in een rugzak. Zo draagt het vrouwtje haar eitjes met zich mee.
In een ei groeit een kikkerlarve. Sterk vergroot zie je de larve beter. De larve begint meer en meer op een kikkervisje te lijken. Vlak voordat de jongen uit de buidel mogen, zoekt de moeder een waterplasje op. Een voor een komen de jongen in het water terecht, tegelijk met enkele onbevruchte eieren.
De jongen eten veel en groeien snel. Ze krijgen achterpootjes en kort daarna ook voorpootjes. Het zijn inmiddels kleine kikkertjes geworden. Alleen de staart moet nog weg. Ze blijven in het water, tot hun staart bijna helemaal is verdwenen.
De moeder zorgt niet voor ze. Ze blijft nog wel in de buurt.