De Amerikaanse president weet het in 1961 zeker. Binnen een paar jaar zullen er mensen op de maan staan en de Verenigde Staten gaat daarvoor zorgen. Een heel opvallende uitdaging in die tijd, want er is dan nog nooit iemand naar de maan gereisd.
Er is dus werk aan de winkel. Ruimtevaartorganisatie NASA bedenkt in korte tijd een plan. Een groot team van medewerkers bouwt aan nieuwe raketten en maanlanders en astronauten worden opgeleid voor hun missie.
Het heet het Apollo-programma, vernoemd naar de belangrijke Griekse God van de zon en het licht; Apollo. En een paar jaar later is het zover. De eerste test-raket gaat de ruimte in. Er gaan dan nog geen astronauten mee, want eerst moet gecheckt worden of de ruimtecapsule wel weer veilig terug kan komen op aarde. En dat gaat goed, een volgende stap kan worden genomen.
Er worden nog meer tests uitgevoerd en dan, in 1969 kan de belangrijkste missie beginnen. Apollo 11.
Een raket schiet een capsule met 3 astronauten richting de maan. Als de capsule daar aankomt stapt Neil Armstrong uit en als eerste mens ooit zet hij de eerste stap op het oppervlak van de maan.
Het is een kleine stap voor een mens, maar een grote stap voor de mensheid. Zegt hij dan. Het wordt een wereldberoemde uitspraak. Iedereen die deze beelden op de TV ziet, onthoudt dat voor altijd.
Uiteindelijk keren de astronauten weer veilig terug op aarde en het Apollo-programma gaat door. Bij de missies die volgen gaan er nog een paar keer astronauten naar de maan. Ze doen er wetenschappelijke experimenten en verzamelen maanstenen. Met een maanwagentje rijden ze over het maanoppervlak en verkennen de omgeving.
Het is een groot succes, maar toch stopt het Apollo-programma, omdat de kosten te hoog zijn. Maar de missie is volbracht: de Verenigde Staten hebben de eerste mensen op de maan gezet.