Het was feest in de decennia omstreeks 1900, Europa beleefde haar ‘belle epoque’, een mooi tijdperk. De vooruitgang werd uitbundig gevierd. het uitgaansleven begon letterlijk te swingen.
De harmonie in Europa was maar schijn. In de zomer van 1914 verandert Europa voor de zoveelste keer in een slagveld. Het was opeens oorlog, een oorlog waarvan niemand echt begreep waar die over ging. Nederland wist erbuiten te blijven, maar België werd er in meegesleurd. Gek genoeg begint deze oorlog ook als een feest. Stijn Streuvels noteerde in zijn dagboek: ‘Er heerst een blijde opwinding in de gemoederen - de heldhaftigheid wordt wakker en ook het vertrouwen in de toekomst. Al wie een soldaat in de familie heeft, wordt bewust dat het nu voor het eerst tot iets dienen zal en dat het uniform geen loutere parade meer is!’
Deze oorlog, waarin de oorlogszuchtige Duitsers wel even een lesje zou worden geleerd, ging hoogstens een paar weken duren. Het liep anders. De beroemde Vlaamse schrijver Streuvels zag vanuit zijn huis het Lijsternest in Ingooigem bij Kortrijk de troepen naar het front trekken, en kon de jaren daarop bijna dagelijks het kanongebulder horen. De oorlog die maar een paar weken zou duren ontaardde in de grootste slachting die de mensheid ooit meemaakte. Miljoenen jonge kerels, jongens vaak nog, waaronder plichtgetrouwe arbeiders, maar ook idealisten, kunstenaars en schrijvers, gingen aan het front ten onder.
Streuvels deed dagelijks verslag, op veilige afstand van het front, al kwam het gifgas in de nadagen van de oorlog ook regelmatig zijn kant opwaaien. Het einde van de oorlog, voelde voor Streuvels aan als het einde van de totale duisternis:
Ik herinner mij hoe we geleidelijk wat licht in huis kregen en de klaarte aanvoelden als een weelde. Maar nu deed het stikgas zich weer voelen. We hadden intussen inkwartiering van Engelse soldaten en het is dank aan een fles gin van een Engelse generaal en veel warme melk dat we er bovenop zijn gekomen. Het ergste: de beschieting was voorbij, het andere een kwestie van tijd. Iedereen bleef aan het zijne bezig om te herstellen, op te bouwen en in orde te brengen. Het stille dorpsleven hernam zijn gewone gang.’ De plattelandsauteur Stijn Streuvels wilde niets liever: terugkeren, naar de stilte, naar de vrede van vroeger.
Enkele kilometers verderop, in het zwaar geteisterde Antwerpen, beleefde de jonge Paul van Ostaijen een heel andere oorlog. Hij beschreef op zijn twintigste het vertier in de danstenten, dat gewoon doorging.
Haastig,
Naarstig,
Bedrijvig,
IJverig
Komen de kellners gegaan,
Brengen verfrissingen aan.
Helder klinken
Rinkelingen
Der glazen.
Hier klonk een nieuw geluid; kon het simpeler, kon het kaler. Van Ostaijen had vervolgens nog een paar jaar nodig om in staat te zijn het hele bestaan in energieke regels op te roepen. Zijn bundel Bezette stad zindert van de dynamiek
Paukeslag boem.