Er is een rijke man, Jozef. Hij kan zijn zoontje alles geven, maar geen opa! Pap, vraagt zijn zoontje, waarom heb ik geen opa? Maar papa Jozef wil het niet vertellen. Ik zal het vertellen.
Daar is Jozef als jongen. Hij krijgt van zijn papa een nieuwe jas. Wauw! Maar de broers van Jozef zijn jaloers. Ze pakken zijn jas af en Jozef gooien ze in een lege waterput. Wat donker, wat koud! Er komen vreemde mannen! Jij gaat met deze mannen mee, zegt Jozefs oudste broer. De mannen nemen hem mee naar een heel ver land, Egypte. Daar wordt hij verkocht, als slaaf. Hij mag nooit meer weg en moet keihard werken. Hij komt zelfs in de gevangenis terecht. Terwijl hij niets verkeerds heeft gedaan. Daar is het nog donkerder en nog kouder. Maar God heeft een plan.
Op een dag moet Jozef bij de koning komen. De koning heeft gehoord over Jozef. Dat hij met God praat en daardoor dromen kan uitleggen. De koning had een droom. Over dunne koeien die dikke koeien opeten. Wat betekent dat? Majesteit, zegt Jozef, God bedoelt dat er nu heel veel eten is. Dat zijn de dikke koeien. Maar straks is al het eten op. Dat zijn de dunne koeien. Uw droom gaat over hongersnood. Maar als u eten bewaart als het goed gaat, heeft u nog genoeg over als het straks slecht gaat. De koning vindt Jozef superslim! Hij hoeft niet terug naar de gevangenis, nee, hij wordt de baas van het eten.
Jaren later is overal het eten op. Maar in Egypte is er genoeg. Dat komt door Jozef, de belangrijkste man van het land. Jozef heeft alles. Hij kan zijn zoontje geven wat hij maar wil, maar nog steeds geen opa. Of toch wel?
Voor Jozef knielen magere mannen. 'Alstublieft, meneer, mogen wij graan van u kopen?' Die stem! Ineens herkent Jozef hem. Die mannen zijn zijn broers. Ze zien niet dat hij Jozef is. Jozef denkt snel na. Zij hebben me als slaaf verkocht! Wil ik ze wel eten geven? Dan zegt hij: 'Ga terug naar huis, maar jullie jongste broertje moet hier blijven.' 'Alstublieft, nee!' huilt zijn oudste broer. 'Niet doen, mijn vader kan hem niet missen. Niet mijn broertje. Neem mij!' Wat zijn z'n broers veranderd! Ze komen nu op voor hun broertje!
God, denkt Jozef, het was Uw plan dat ik naar Egypte moest hè? Want nu kan ik mijn hele familie van de honger redden. Als ik dat wil. Ja, dat wil ik! Jozef geeft ze niet alleen te eten, hij nodigt zijn hele familie uit om bij hem in Egypte te wonen. Eindelijk kan Jozef zijn papa weer een dikke knuffel geven. Zoon, zegt Jozef, mag ik je voorstellen? Dit is jouw opa.
Hebben jullie ook een opa? Ja. En is jullie opa een beetje lief? Ja.