Er is een paleis. Het paleis van koning Darius. En koning Darius is beste vrienden met Daniël. Ze lachen vaak samen. Hahaha! Maar de koning is ook vrienden met twee andere mannen. Maar oei, die kijken niet zo vrolijk. Eigenlijk kijken ze heel erg boos. Ze zijn jaloers. Ze zijn jaloers op Daniël, want zij willen graag de beste vriend van de koning zijn. Stiekem gaan de jaloerse mannen naar het park. Vlakbij de leeuwenkuil. Roarr! Konden we Daniël maar in de leeuwenkuil gooien, zeggen de mannen. Hmm, hoe komen we van hem af?
Iedereen weet dat Daniël heel veel van God houdt. Hij bidt wel één, twee, drie keer per dag. Hij praat met hem en dan doet hij zó met zijn handen omhoog. Altijd voor een open raam, want er mag niets tussen Daniël en God in komen. Geen deur, geen raam en geen mens. Aha! De mannen wrijven in hun handen. Ze hebben het! Ze bedenken een gemeen plan.
Majesteit, wij willen dat iedereen in het koninkrijk doet wat u zegt. Daarom moet u verbieden dat mensen tot God bidden. Ze mogen alleen maar tot u bidden, want u bent hier toch zeker de hoogste baas? Hmm, ze hebben gelijk. De koning bedenkt een strenge regel. In het hele land mag niemand meer tot God bidden. Alleen tot de koning.
Dan nemen de mannen de koning mee naar het huis van Daniël. Daniël staat voor zijn raam en bidt tot God en niet tot de koning. Oh, ziet u wel? Daniël houdt zich helemaal niet aan uw regels. Hij moet straf krijgen. De leeuwenkuil in met hem! Maar dat was niet de bedoeling. De koning schrikt. Die regel was helemaal niet voor zijn beste vriend bedoeld. Ja, maar koning, u moet voor iedereen even streng zijn, anders houdt niemand zich meer aan uw regels.
Roar! Wat een gebrul in de leeuwenkuil. En Daniël moet erin. Ik kan je niet redden, zegt de koning. Maar ik hoop dat God dat wel kan. Daar gaat Daniël. Hij gaat de leeuwenkuil in. De mannen lachen gemeen en de leeuwen? Wat doen de leeuwen? Roar! De mannen zijn tevreden. Straks is de koning lekker onze beste vriend.
Het wordt avond. Nacht. De koning kan niet slapen. Hij doet geen oog dicht. 's Ochtends gaat hij snel naar de leeuwenkuil. Wat zal er van zijn vriend overgebleven zijn? Daniël! Daniël! Goedemorgen majesteit, klinkt het vanuit de kuil. Hè? Daniël heeft nog geen schrammetje. Ja, God vond dat ik niks verkeerd had gedaan, lacht Daniël. Hij stuurde zelfs een engel. Die engel beschermde me de hele nacht. De leeuwen konden me helemaal niks doen. Wat een wonder, wat een God, roept de koning.
En de mannen? Oei. De koning zegt: jullie zijn slecht, voor mij en voor het land. Ik luister nooit meer naar jullie. Mislukt. Ze zijn geen beste vrienden geworden van de koning. En nu zijn ze helemaal geen vrienden meer. Daniël, zegt de koning, niets of niemand komt meer tussen God, jou en mij in. Geen stomme regels meer, geen jaloerse mannen en zeker geen gemeen plan. De koning en Daniël zijn helemaal blij. Ze zijn gelukkig beste vrienden gebleven. Wat doen beste vrienden? Spelen met elkaar. En wat nog meer? Samen vechten. Ja, maar dat is dan weer niet zo lief. Of taart eten!