Jan Berend Stuut, marien geoloog, onderzoekt met een stofvanger de aanwezigheid en samenstelling van stof.
Een stofvanger is, je hebt verschillende soorten stofvangers, maar degene die ik gebruik, dat is een vrij groot apparaat, het lijkt een beetje op een brievenbus. Maar het stelt eigenlijk niet zoveel voor, het is een stofzuigermotor letterlijk die lucht aanzuigt door een filter en dat filter kun je dan vervangen. En op dat filter blijft het stof achter en als je dat dan regelmatig verwisselt, dat filter, dan heb je nieuwe monsters.
Wat ik ermee gedaan heb is vooral vergelijken onderling. Dan kun je ze uit mekaar houden. En dan kijk ik vooral naar de mineralogie en naar de chemische samenstelling en de korrelgrootte, maar de korrelgrootte is wat minder bruikbaar omdat dat vooral de afstand tot de bron weergeeft. En hoe dichter je langs zo’n woestijn vaart, hoe grover materiaal je dus zult vinden. Maar de mineralogie en de chemische zijn wel heel bepalend voor het stof en dat is heel belangrijk als je dat later dat stof op andere plekken terugvindt, zodat je kunt zeggen okay, dit materiaal ziet hetzelfde uit als dat, dus zou het best eens daarvandaan gekomen kunnen zijn”. Bijvoorbeeld op Antarctica als je het in het ijs vindt of in de Andes in de gletsjers, of Nieuw-Zeeland bijvoorbeeld, daar zijn ook gletsjers waar heel veel Australisch stof wordt afgezet. En zo willen we proberen dat materiaal als we het ergens vinden of in de oceaan of in het ijs terug te leiden naar de bron door die bronnen te karakteriseren.