Het liefste dier, dat is mijn paard.
Van haar hoofd tot aan haar staart.
Van haar mond tot aan haar voeten.
Haar manen zijn zo zacht en mooi.
Ze eet graag worteltjes en hooi.
En suikerklontjes, hele zoete.
Ik ga graag zitten op haar rug.
Dan rennen we heel ver en terug.
Door het bos en door de weiden.
Soms springt ze hoog, dus opgepast.
En houd je dan maar stevig vast.
Want dat hoort zo bij paardjerijden.
Zijn we weer thuis en is ze moe,
Dan breng ik haar naar de stal toe.
En daar slaapt ze lekker binnen.
Ik geef haar voer en kam haar vacht.
Ze krijgt een knuffel voor de nacht.
We zijn hele dikke vriendinnen.