Na de dood van Verdi en Puccini raakt de Italiaanse opera langzaam in verval. Uiteraard worden er nog opera's geschreven in Italië maar internationaal komen de grote namen uit andere landen. De Duitse opera bloeit dankzij Richard Strauss. Zijn eerste grote succes is Salomé over de Bijbelse schone die in ruil voor een sensuele dans het hoofd van Johannes de doper eist. De dans van de 7 sluiers is zo erotisch geladen dat de muziek van Strauss zo vol vreemde, harmonische wendingen dat Salomé uitgroeit tot en een kaskraker en een schandaal. Strauss is getrouwd met een sopraan. En niemand, zeggen veel zangeressen, componeert zo mooi voor die stem als Strauss. Het hoogtepunt daarvan is zijn opera Der Rosenkavalier. Aan de andere kant van het kanaal in Engeland wordt ook een grote operacomponist geboren: Benjamin Britten. Na Richard Strauss en Giacomo Puccini is hij de meest uitgevoerde 20e eeuw operacomponist. zijn opera's gaan meestal over eenlingen die zich staande proberen te houden in een vijandige omgeving zoals de visser Peter Grimes. Er zitten in Brittens opera's geen aria's meer. De muziek loopt door en dat geldt ook voor de zang. Wat de opera betreft, die vindt zich altijd weer opnieuw uit.