Op vakantie, op vakantie, op vakantie lijkt me fijn.
We kunnen met de auto, met de fiets of met de trein.
Op vakantie lijkt me fijn.
We reizen alle kanten op.
De wereld is heel groot.
We rijden tot de grote zee.
En dan nemen we de boot.
Dan varen we naar Afrika.
En dan nemen we de fiets.
Maar we gingen ook kamperen.
In Frankrijk of zoiets.
Op vakantie, op vakantie, op vakantie lijkt me fijn.
Ik zou graag een keertje op vakantie willen zijn.
Op vakantie lijkt me fijn.