De 18de eeuw was de eeuw van de rijke ontwikkelde burgers, de tijd van voorname mannen met pruiken die kranten en boeken lazen. En soms ook schreven over hun eigen ontdekkingen.
Ontwikkelde burgers zoals de vader van Albert, die lazen niet alleen veel boeken, ze schreven ze soms ook. Over hoe het land geregeerd moest worden, maar ook over hun eigen ontdekkingen. Die voorname Nederlanders, die kon je heel goed herkennen aan hun kleding en haardracht. Regenten, notarissen, geleerden, advocaten, rechters; in die tijd droegen ze allemaal een pruik. Dat was mode.
Je had pruiken in soorten en maten. Gemaakt van paardenhaar of mensenhaar, met of zonder krullen, versierd of zonder frutsels. Mannen droegen vaak een staartje en de pruiken van vrouwen waren soms zó hoog, dat ze met moeite de koets in konden komen. En om de pruiken nog mooier en blonder te maken werden ze gepoederd. Dat gebeurde in een speciale kamer: de pruikenkamer. Een bediende schepte meel en wierp dat in de lucht. En zo werd het meel gelijkmatig verdeeld over de pruik en werden ze nog mooier en blonder.
De voorname burgers wilden steeds meer weten. In de Bijbel konden ze wel lezen hoe de wereld geschapen was, maar hoe zag de wereld er toen uit? Welke bomen waren er? Welke dieren leefden er toen? Ze wilden alles weten.
In de 18de eeuw werden bijvoorbeeld dinosaurusresten in de grond gevonden. En de stenen die ze vonden waren geen stenen, maar het bleken fossielen te zijn. Dat zijn resten van planten of dieren die in de loop van de tijd zijn versteend. Het waren dus bijzondere vondsten. Dit is het fossiel van een schelp. Versteend in miljoenen jaren. De ontdekkingen in de Pruikentijd gaven een andere kijk op de wereld. En de ontdekking dat er miljoenen jaren geleden dinosauriërs op aarde hebben geleefd was wel één van de belangrijkste ontdekkingen.