De regering bepaalt in ons land wie welke taken in de collectieve sector uitvoert. Zij ziet het als haar exclusieve taak om te zorgen voor die voorzieningen waarbij het onmogelijk is om mensen die niet betalen uit te sluiten zoals dijken, defensie, wegen en rechtspraak. Dat bekostigen wij dus met zijn allen door belasting te betalen. Andere maatschappelijke taken worden vaak steeds meer uitbesteed aan concurrerende bedrijven in de markt.
Als de markt faalt dan is er sprake van een publiek belang en dan kan het wenselijk zijn dat de overheid daar een rol gaat spelen. Ook als er sprake is van een publiek belang zou je er voor kunnen kiezen om het helemaal aan de markt over te laten. In dat geval zal je zien dat er bedrijven zullen wedijveren om wie die markt mag gaan bedienen. En vanwege die hoge kosten die je hebt met het openbaar vervoer, zal er uiteindelijk 1 bedrijf overwinnen. En die zal het openbaar vervoer dan gaan aanbieden. Maar die is dan ook vrij om de prijzen te vragen en de kwaliteit te bieden die hij wil zonder dat hij dan concurrentie voelt en dat is niet wat wij willen: een monopolie. Een ander uiterste is dat je het helemaal als overheid gaat organiseren. Die overheid wordt dan niet geprikkeld door de markt. Die voelt niet de tucht van de markt die zal het dan op een minder efficiënte manier doen dan bedrijven dat kunnen. En dan heb je nog een derde weg. Dat zit er eigenlijk een beetje tussenin. Daarbij zeg je: we kiezen ervoor om een bedrijf verantwoordelijk te maken voor de uitvoering van het openbaar vervoer, zodat we zeker weten dat het op een efficiënte manier gebeurt. En dat het ook op een manier gebeurt die het beste aansluit bij de behoefte van de reizigers. Maar wij proberen met wet-en regelgeving ervoor te zorgen dat het bedrijf niet als een monopolist kan gaan gedragen. Dat er prijzen worden gevraagd, dat er gebieden worden bediend in Nederland waarvan wij als overheid vinden dat het maatschappelijk gewenst is.