Wat is dat? O dat zijn eitjes. Maar waarvan?
Wacht even, daar beweegt iets. Ik ben benieuwd wat daar uit komt.
Ongeveer een week later gebeurt er iets.
Rare wezentjes. Niet echt schattig. Ze zien er vreemd uit. Ja, logisch, dat zijn larven. Net borsteltjes.
Hij heeft zeker honger. Hij eet zijn eigen schaal op.
Hé en deze eet een bladluis.
Deze heeft hele erge honger, geloof ik. Hij zuigt de bladluizen letterlijk leeg. Ze kunnen per dag wel twintig tot dertig bladluizen op en ze groeien razendsnel.
Ze vervellen een paar keer en worden elke keer groter, tot ze dik en rond zijn.
En dan, na een paar weken, verpoppen ze en plakken zichzelf op een blad vast.
Na een week begint er iets in de pop te bewegen.
Aha, ja,
Daar komt iets
Er uit komt….
Een echt lieveheersbeestje.
Het is nog een beetje bleek en het moet nog drogen.
De rode kleur en de stippen komen na een paar dagen vanzelf.
Bladluizen zijn het favoriete maaltje van lieveheersbeestjes. Ze eten geen blaadjes. Nee, lieveheersbeestjes zijn roofdieren.
Dit is een ideaal plekje. Het feestmaal kan beginnen.
Het is lekker, zo te zien.
Een lieveheersbeestje kan per dag wel honderd bladluizen op. Dat zijn een paar duizend per jaar. Daarom is iedere tuinman blij met lieveheersbeestjes. Want bladluizen eten de blaadjes op.
Hier zit veel bladluis, en die moet weg. Maar de mieren denken daar anders over. Daarom zijn mieren en lieveheersbeestjes geen goeie vrienden. Mieren beschermen bladluizen omdat ze dol zijn op het zoete sap dat bladluizen maken.
En daar komt ruzie van: ‘Wegwezen, bolle, die zijn van ons.’
‘Ja, ja, ja. Ik ga al.’