Zo, schrijf me maar na. Aap. En nu het woordje noot. Niet zo snel Pip! Ik wil wel dat je juf tegen me zegt, jongetje. Nouja, zeg. Doe niet zo raar. Hoe schrijf je dat eigenlijk, juf? J, u, f. Heel goed, juf Pip! En als je die letters plakt, krijg je jjjjuuuffff. Juf.
De f is de laatste letter. Als je goed om je heen kijkt, zie je de f. In dit hek bijvoorbeeld. Dit stuk gereedschap lijkt op een f. En wat dacht je van deze drinkbeker? De f.
Wie deed dat? Hij! Nietes, hij deed het! Flauwerd. Zo vind ik er niks meer aan. Dan wil ik wel de juf zijn. Je doet maar, ik wil het niet meer zijn. Ah, kom nou terug, het begint net leuk te worden! Juf.