Dag meneer. Wilt u een cakeje? Ja, lekker mevrouw. Tsja, je moet er wel saus bij doen. O ja, wilt u er saus bij. Ja alstublieft. Kijk eens.
Mmm, mmm, lekker hoor. Heeft het gesmaakt meneer? Ja. De volgende keer toch liever met chocoladesaus. Ook lekker. Dag Jip. Hai. Dag Pip. Hoi. Dag Flip. Hallootjes. Wat staat er op je shirt? S au s. S aus. Als je dat plakt, krijg je sssssaaauuussss.
Saus. De au is de tweede letter.
Als je goed om je heen kijkt, zie je de au. In deze bril en de brillenkoker bijvoorbeeld. Van dit fruit maak je ook een au. En als je wordt geprikt, roep je het ook al.
Kijk, de tomatensaus. Lekker. Geef maar hier. Er kom niks uit. Misschien is ie verstopt. Saus.
