Iedereen kent de naam van koning Arthur. zijn ridders van de ronde tafel zijn legendarisch. Nog altijd komen Arthur in zijn ridder terug in Hollywoodfilms. Het gekke is dat we nog altijd niet weten of Arthur en zijn ridders echt hebben bestaan. Overal in Europa kun je horen: hier ligt ie begraven, daar stond zijn kasteel. Die verhalen zo wijdverbreid en het zijn er zoveel dat je wel aanvoelt: hier is iets bijzonders aan de hand.
In al die verhalen zetten ridders hun leven op het spel. Ze vechten soms nog door als ze halfdood zijn. Bijna altijd is er een mooie vrouw die de ridders van koning Arthur tot grote daden brengt. Vaak hoor je in die verhalen spannende details over object dat de ridders moeten vinden: de heilige graal. Is het de beker waar Jezus uit heeft gedronken tijdens het laatste avondmaal? Niemand die het weet, maar dat is ook niet belangrijk. De ridders van Arthur gaan op zoek. Ze hebben bizarre, magische en levensgevaarlijke ontmoetingen. Ze lijken een beetje op ingewijden. Wat voor een buitenstaander heel gek is, blijkt voor hen vanzelfsprekend.
Altijd is er drama, want een ridder kan nog zo dapper zijn – een dame brengt in hem altijd onvermoede kanten naar boven. De held heeft, zo merken we, ook gevoelens. Hij verandert. En die verandering is helemaal duidelijk als de ridder in het begin van het verhaal nog een onhandige kinkel is. Voordat hij is uitgegroeid tot een groot ridder… In Duitse, Franse en natuurlijk Engelse verhalen heet die lomperik Parzival of Perceval. In Nederland kennen we hem als Perceval. Na veel toestanden – soms heel vermakelijk – bereikt Perceval t zijn doel. Hij vervult zijn opdracht, en de dame schenkt hem haar gunst.
De ontknoping van deze verhalen over een onhandige jongeman is vaak nog het mooist: hij blijkt zonder het zelf te weten de zoon te zijn van een groot ridder die jong is gesneuveld. Hij heeft dus – langs een omweg, dat is waar – ontdekt wie hij werkelijk is. Daar moet je wat voor over hebben.