Om in een klooster te mogen wonen moesten de monniken drie geloftes af leggen. De eerste gelofte was die van de gehoorzaamheid. Pater Johan, aan wie moet u gehoorzaam zijn?
We beloven gehoorzaamheid aan de abt. En door aan de Abt te gehoorzamen, zoals je gehoorzaam bent aan vader, zo proberen wij gehoorzaam te zijn aan God. Doen wat God graag heeft in ons leven.
De tweede gelofte was die van de armoede. Wat houdt dat precies in?
Ja, niet gehecht willen zijn aan het vele materiële, geen eigen bezittingen hebben en zo beter vrij te kunnen zijn, vrij zijn voor God , vrij zijn voor de mensen en ook echt een familie te vormen en niet te zeggen dit is van mij, dat is van jou. Het is van ons allemaal.
Dus die pij is ook niet van uzelf? Nee, die heb ik gekregen toen ik binnenkwam en mogelijk als ik nu iets te dik of te mager zal worden dan wordt hij aan een andere broeder gegeven. Ik heb er ook eentje gekregen van een confrater, een medebroeder die gestorven is. Dus , het is van de gemeenschap, van de familie.
En de derde gelofte is die van de kuisheid. Wat houdt dat precies in?
Ja, dat wil zeggen zuiver zijn in je gedachten. Het komt er eigenlijk op neer om niet te huwen, geen vrouw te hebben, geen eigen familie uit te bouwen maar hier je familie te vinden. En zo ja je vollediger kunnen geven aan God.
Dus u mag niet met meisjes zoenen of vrijen?
Ik mag een meisje zoenen om te zeggen gelukkige verjaardag of zo, dat is geen probleem. Ik zal mijn zus ook zoenen maar vrijen zoals u bedoelt, seksuele contacten hebben, dat mag niet. Om volledig vrij te kunnen zijn voor God.