Nederland is een verzorgingsstaat, de overheid heeft de zorg voor welvaart en welzijn van de burgers op zich genomen. De AOW en ook de WW, de werkloosheidswet, zijn voorbeelden van maatregelen die een overheid in een verzorgingsstaat neemt om het welzijn van de burgers te bevorderen. De term verzorgingsstaat heeft dus niet alleen betrekking op mensen die ziek zijn of hulp nodig hebben, het is ook een vangnet voor gezonde, werkende mensen. De Nederlandse verzorgingsstaat ontstond na de Tweede Wereldoorlog. Om de wederopbouw te kunnen betalen was het van belang dat de lonen laag zouden blijven. In ruil daarvoor kregen werknemers toegang tot een aantal sociale voorzieningen, zoals een werkloosheidsuitkering, een arbeidsongeschiktheidsverzekering en een ziektekostenverzekering. In de loop der jaren zijn de visies op de verzorgingsstaat drastisch gewijzigd. Niet alleen werd het bestaande model te duur, ook kwamen er andere opvattingen over de verantwoordelijkheid van burgers en de positie van de overheid. Is het bijvoorbeeld terecht dat je wordt doorbetaald als je ziek thuis zit door een sportblessure die je hebt opgelopen in je vrije tijd? De Nederlandse verzorgingsstaat is een mengvorm tussen sociaaldemocratische en liberale beginselen. De sociaaldemocratische stroming benadrukt gelijkheid, rechtvaardigheid en solidariteit. Liberalen hechten grote waarde aan persoonlijke vrijheid, eigen verantwoordelijkheid en marktwerking. In de afgelopen jaren heeft de liberale visie de overhand gekregen. De overheid laat steeds meer zaken over aan de markt, zaken die ze vroeger als kerntaken beschouwde.