♪Hallo daar ben ik weer, ik ben Flip de Beer, bij wie mag ik logeren? Wie is dat deze keer?♪
We gaan vandaag aardbeienjam maken.
Hallo allemaal.
Ja!
En nu mogen jullie alle twee, Michelle en Flip en Nick, jullie mogen de aardbeitjes gaan snijden.
Ja, ik ga Nick en Michelle helpen, want we gaan jam maken. En ik ben dol op jam! Eerst moeten de aardbeien in kleine stukjes.
Het is geen wedstrijd, het moet een hele lekkere jam worden!
Mm-mm. Dat groene dingetje moet eraf.
Kom maar Flip. Ik heb jou…
Nou, kijk uit voor je vingers!
Ja, nu de kraan en dan ga je ze wassen, dan mag je ze samen afspoelen.
Ja. Al het zand eraf. Lekker schoon. Goed zo. En dan in de pan.
Meel?
Nee, suiker. Bruine suiker. Kijk: de suiker is een beetje geel, zien jullie dat? Dat is speciaal om jam te maken. Zet ‘m maar op de vier.
Ja!
Oh ja.
Michelle en Nick, hartstikke goed.
We doen dat.
Dus zoveel suiker moet erbij, best veel. Mmm, lekker!
Een beetje sap erbij.
Citroensap erbij.
Dan zetten we de pan op het vuur.
En dan moet het warm worden.
Dan zetten we ‘m aan en dan moet ie heel lang moet ie koken.
Oh ja.
Zullen we de potjes voor de jam gaan maken?
Oh.
Want de jam moet wel ergens in.
Ja, dat is een goed idee. Dan maken we stickers voor op de potjes.
Nick, schrijf jij ook even je naam daar zo?
Mama, mag ik het gewoon zo doen?
Punt!
Met mooie kleurtjes. Groen en blauw. Wow, die is mooi geworden zeg! Nou, dan moet ie op het potje. Zo, rollen. En dan zit ie erop.
Mama? Deze wil ik voor mezelf maken. Ja?
Even kijken. Ja. Ohooh, ja, hij is mooi! Heel mooi. Oewah, niet laten vallen jongen!
Zo jongens, de jam is nu helemaal klaar, maar nog heel erg heet.
Tja. Ik ga nog niet proeven, want dan brand ik mijn tong. Lekker een beetje knoeien. Mmmm! Ik ruik het al!
Kunnen jullie samen de deur opendoen?
In de koelkast.
Staan ze goed?
Ja!
Nou, doe de deur maar dicht.
Alsjeblieft.
Kom maar Flip, wij doen de deur dicht.
Oeh. Moet het nu koud worden? Oh, dat duurt heel lang. Ik heb zo’n zin in die jam!
Hij is in ieder geval koud. Moet je eens ruiken. Flip, ruik eens.
Oh, het ruikt echt lekker.
Oh, wat lekker!
Waar ruikt ie naar?
Naar aardbeien. Hé, hé, jeee.
Het is echt lekker!
Jeeee! Met je vinger?
Ik heb een aardbei gevonden!
Heb jij een aardbei gevonden? Hoe smaakt ie?
Oh, ik mag ook met mijn pootje erin.
En jij Nick, proef jij eens?
Met mijn pootje in de pot, dat mag anders nooit!
Nu hoeven we geen aardbeienjam te kopen.
Is ie zoet?
Maar het is onze eigen jam hè.
Hij is ietsje anders.
Oh, ik vond het heel erg leuk. Tot de volgende keer!