Kijk Pino, zo moet je het doen hè. Zo moet je huppelen. Zie je het? O ja, eitje. Doe dan. Nou dat is een beetje sloom hoor. Kijk je moet het zo doen. Dat doe ik toch ook? Hihi, goed hè. Hé Ienie, wat doe jij voor leuks? Kijk, ik huppel. Ik geef Pino huppel-les. Ik vind huppelen zo leuk mag ik ook meehuppelen? Ja hoor, tuurlijk. Zal ik voor je uithuppelen? Ja. Moet je kijken, zo. Ik kan het helemaal supergoed. Ja, jij kan het goed, Lot. Ja toch? Wat zijn jullie nou aan het doen? Huppelen. Huppelen. Goed hè, ga je meedoen? Ik vind het wel een beetje... Nee joh, da’s echt superleuk. Boink, bijna botsen. Huppelen? Ja kom, moet je meedoen. Zo? Jij kan het supergoed. Goed zo! Jullie zijn aan het huppelen. Toen ik klein was deed ik het ook. Mag ik ook meedoen? Ja tuurlijk. O ja, jij kan het ook goed. Lekker hè? Zeg, zeg, wat is dit voor een onzin? We zijn aan het huppelen Aart. Waar zijn jullie mee bezig? Jullie zijn toch volwassen mensen? Maakt ook een geweldig lawaai hoor, dit. Aart, doe effe mee, dat is leuk. Meedoen? Ja. Nee zeg, ik ben geen clown. Ah joh, het is een hartstikke goede oefening en je wordt er ook nog lenig van, Aart. Aart, doe nou even mee, kom! Dit is leuk zeg. Ja! Ja, Pino, je kunt het! Ik kan het! Jaaa, hihi, goed zo!