We gaan zagen!
Daarvoor heb je nodig: hout, een zaag, een schrijfhaak, een duimstok of een liniaal en een potlood.
Dit is een zaag. Dit is hout.
Hout heb je in verschillende soorten, net zoveel soorten als er bomen zijn.
Er zijn verschillende soorten zagen. Grote balken zaag je het beste met een grote handzaag, kleine latjes het beste met een kleine zaag.
Pas op, de tanden van een zaag zijn scherp!
Eerst gaan we aftekenen wat we gaan afzagen. Aftekenen doe je met een duimstok, maar je eigen liniaal is ook goed.
Met een schrijfhaak kan je een mooie rechte lijn tekenen. Als je slim bent teken je ‘m ook aan de zijkant even af. Teken met een potlood de lijn waarlangs je wilt zagen.
Nu gaan we zagen. Leg het hout op een kruk of stoel. Let op dat je niet in de stoel zaagt.
Leg je knie erop of vraag of iemand je helpt.
Houd de zaag zo vast, met je vinger langs de zijkant. Zo kun je de zaag goed sturen.
Leg je knokkel langs het blad. Het kan ook met een blokje, dat is veiliger.
Maak een beginnetje door 5 keer de zaag langzaam naar boven te halen. Zo krijg je een kleine inkeping.
Nu kun je lange halen maken. Rustig heen en weer, zodat je het hele zaagblad gebruikt.
Lekker los vanuit de schouder.
Als de zaag klemt, haal ‘m dan terug omhoog en begin rustig opnieuw.
Moeilijk? Zing het liedje ‘zagen, zagen, wiede wiede wagen’, dan gaat het vanzelf goed.
Ben je bijna bij het einde? Vraag dan of iemand het blokje vasthoudt, dan breekt het netjes af.
Hoppatee!