Het is eind 1944. De Tweede wereldoorlog duurt nu al vier en een half jaar. Het zuiden van ons land is inmiddels bevrijd door de geallieerde legers, maar het noorden wordt nog steeds bezet door de Duitsers. De mensen in de grote steden in het westen hebben geen brandstof meer om hun huizen te verwarmen. En tot overmaat van ramp is het die winter bitter koud. Door de oorlog is er ook steeds minder te eten. Er breekt een hongerswinter uit, zoals Nederland in geen tijden heeft gekend.
Ik heb nou toch een verrassing voor jullie! Pudding! Dat hadden jullie niet gedacht, hè? Mmmmmm! Moet je nou toch eens ruiken! Hij is nog helemaal warm! Kom maar met je bordje, Toon. Het is behangplaksel. Nou ja, hoe kom je daar nou weer bij?!... Mmmm! Marietje? Dat stond op het doosje. Behangplaksel. Ach, welnee. Dat was gewoon een oud doosje. Ik moest het toch ergens indoen?! Als je dat eet, dan plakt je buik helemaal aan elkaar. Doe toch niet zo idioot! Het is heerlijke pudding. Je weet niet wat je mist. Mmm, inderdaad. Lekker zeg! Zie je wel, ik zei het toch. Hoe kom je eraan? Stom toeval. De kruidenier had nog een hele voorraad op zolder! En? Wat zijn jullie gemeen, zeg. Er zit tapioca-meel in, hoor. Dat kun je gewoon eten.
De hongersnood treft vooral de grote steden in het westen. Mensen proberen daar spullen te ruilen voor eten. Een antieke klok bijvoorbeeld, meubels, kleren, schilderijen, En zelfs kinderspeelgoed. In het oosten van het land en vooral op het platteland is nog voldoende eten. Dus trekken er dagelijks duizenden mensen uit de grote steden naartoe. Het is een barre tocht. Op fietsen zonder banden, met handkarren of kinderwagens. Door regen, storm en sneeuw. In de hoop om uiteindelijk bij een boer aan eten te kunnen komen.
Ook heel jonge kinderen worden op pad gestuurd, omdat de mensen hopen dat de Duitsers hen met rust zullen laten.
Ik geef hem niet zomaar weg, hoor. Terwijl ze doorstappen, bekijkt hij het houten speelgoedbootje van zijn vader in zijn hand. Alleen voor een hele kaas... En tien liter melk...En eieren, een heleboel eieren, honderd.. We hebben niets meer nodig. Mijn kasten zitten al helemaal vol met die troep van jullie. Dus wegwezen!
Maar niet alle boeren sturen de mensen weg. Veel boeren hebben wel medelijden met de hongerige mensen uit de grote stad. Ze geven hen soms een gratis maaltijd en verkopen hun producten voor een eerlijke prijs. Zo worden op een hongertocht erwten, rogge, tarwe en aardappels verzameld. Als er genoeg eten is, gaan de mensen terug naar huis. En dat is niet zonder gevaar.
Halt! Wat hebben jullie daar? Aardappels. Vergunning? Het is voor m’n broertje, Jopie, die heeft zo’n honger. Zonder vergunning geen aardappels. Maar we zijn al zolang onderweg, alstublieft, meneer! Nee! Nee, niet doen! En nou heel snel doorlopen! Maar m’n broertje...Gelukt.
Ondanks de hongertochten en andere kleine gelukjes is de hongerwinter een loodzware tijd. Veel mensen houden het niet vol. Hoeveel mensen er zijn doodgegaan, weten we niet precies, maar waarschijnlijk zijn het er zeventienduizend.