Rembrandt, Vermeer, Jan Steen en Frans Hals zijn allemaal Hollandse meesters uit de Gouden Eeuw. Ze schilderen met het materiaal wat ze tot hun beschikking hebben. En die poeders, pigmenten en harsen zijn niet alledaags. Hier op de Zaanse Schans worden die materialen nog steeds gemaakt.
“Kom binnen.”
“A room of pigment.”
“A room of pigment?”
“Dit is dan de verfkamer met als indeling de harsen, de wassen, de gommen. We hebben hier…”
“Die namen alleen al, dragantgom, damarhars.”
“Ja.”
“En jij kijkt hier verlekkerd naar?”
“Ja. Ja, absoluut, het is natuurlijk fantastisch met de hoeveelheid verschillende pigmenten die je hier kunt kopen.”
“Piet, die oker, die maal jij hier?”
“Ja, die komt uit de Provence vandaan, Zuid-Frankrijk, zo komt het eigenlijk ook uit de mijn vandaan. Dus dit malen we dan en we zeven het. En als het dan gezeefd is, dan heb je dus een eindproduct. Nou, het eindproduct eigenlijk wat je hier ziet. Dat is dan gele oker.”
“En zoals jij het doet, dat is zoals het in de 17de eeuw ook ging?”
“In feite wel ja. Ja. En de kleuren van deze okers is ook schitterend hoor.”
“Zo, dit is gele oker uit de Provence. En we hebben alle pigmenten die Rembrandt gebruikte, die hebben we hier nog in het assortiment. Dan zal ik er meteen een highlight uit halen natuurlijk, dat is het blauw. Het blauw, blauwe steen uit Afghanistan, dit wordt in drie regio’s in Afghanistan wordt het door lokale nomaden uit de bergen gehakt al dan niet met gebruikmaking van een beetje springstof. Labes Lazuli die betekent eigenlijk “blauw van over de zee” en voor 1830 was dit het enigste helderblauw ter wereld, met een fors prijskaartje.”
“Ja, dit is dan meteen één van de kostbaarste kleuren?”
“Ja, denk bijvoorbeeld maar aan Johannes Vermeer, Het Meisje Met De Parel.”
“Betekent dat dan ook, dat in de 17de eeuw een schilderij dat die kleurstof gebruikte duurder was?”
“Ja, dat klopt. Dus als schilder zijnde, Johannes Vermeer was ook een rijke schilder, die kon zich dit ook veroorloven. Die kon inderdaad Lapis Lazuli kon hij kopen.”
“En wat is dit?”
“Ja, dit is ook zoiets, ook zo’n product met zo’n geweldig verhaal. Dit is de Cochenille, de beroemde Cochenille-luis, ooit ontdekt door de Spaanse veroveraars in 1520 in Osata in Mexico.”
“Het is een luis?”
“Het is een luis, afgeschaafd van een cactus, afgeschaafd van een cactus, de nopalcactus, schijf van vijf van een cactus, die groeide daar, die stond daar. En die Indianen, die wisten de toepassing al, die hadden een rood wat hier in Europa volkomen onbekend was. Die luizen, die kwamen aan in Sevilla en daar zaten natuurlijk geen pootjes meer aan, dus iedereen dacht dat het zaadjes en besjes waren. Laat nou een Nederlander tot ontdekking komen dat het ging om een insect, onze eigen Anthonie van Leeuwenhoek had namelijk net de microscoop uitgevonden.”
“Wat voor kleur geeft het?”
“Nou, het geeft op textiel vooral met het metaal tinchloride brandweerautorood. Karmijnrood. Nou, dit is karmijnrood, ik heb hier in een zakje zitten. Ja, zo’n zakje karmijnrood, dat kost 49 Euro. Moet je nagaan. Al deze stofjes hè, dat zijn iets van 14 of zo, een hele kleine palet gebruikte men, ze gebruikten wat pigment, ze gebruikten wat olie en er werd eens een eigeeltje gebruikt. En dat was het dan. En ze maakten schilderijen voor de eeuwigheid.”