De oude Grieken en Romeinen kenden de koekenpan al. Deze brede, ondiepe pannen kun je gebruiken voor bakken en braden. Het bekende gesis ontstaat als het water uit het voedsel verdampt. De stoom kan makkelijk weg uit de brede pan, zodat het eten lekker krokant wordt. De meeste mensen hebben wel een koekenpan in huis. Een koekenpan kun je maken van elke soort warmtegeleidend metaal. In dit geval begint het met blokken aluminium. Ze smelten de blokken. Een robotarm schept de gesmolten aluminium op en brengt het naar de gietmachine. In deze tweedelige mal krijgt het vloeibare aluminium de vorm van een koekenpan. De mal gaat dicht. De robotarm giet het vloeibare aluminium in de mal. Met een zuiger wordt de vloeistof er stevig in geperst. Door de hoge druk in de mal ontstaat een heel nauwkeurige vorm. Na ongeveer een minuut maakt een medewerker de mal open. Een computergestuurde slijptol verwijdert de scherpe randjes.
De pan beweegt om de slijptol heen en wordt zo exact op maat gemaakt. Een medewerker schuurt eventuele restjes eraf en maakt de rand van de pan iets ronder. De pannen worden gemaakt in verschillende maten en diktes. Een medewerker houdt precies bij wat er op voorraad is zodat het productieproces soepel verloopt. De volgende stap is de zandstraalcabine. Een zandstraal verwijdert restjes olie en polijstmiddel en maakt het oppervlak ruw voor de volgende stap. Met een schuurblokje wordt het zand verwijderd. De pan draait rond op een houder terwijl een vlam speciale soorten poeder op de pan laat smelten. Dat wordt een keramische coating. De coating beschermt de pan tegen roestvorming. Ook na deze stap worden eventuele restjes weggeschuurd. De pan komt weer op een houder te staan. Deze draait iets langzamer, terwijl de pan met een gasvlam verhit wordt tot tachtig graden Celsius. Hij moet voorverwarmd worden voor het aanbrengen van de laatste coating. Een koekenpan kan tot wel vijf verschillende coatings krijgen. Elke coating bestaat uit tientallen chemicaliën en honderdduizenden hele kleine diamantdeeltjes. De diamantlaag verbetert de warmteverdeling van de pan en zorgt ervoor dat eten minder makkelijk blijft plakken. De laatste coating is het anti-aanbakmiddel PTFE. Zeg maar: Teflon. De coatings worden met een sproeier aangebracht. De pan draait, zodat alles de lagen mooi gelijkmatig zijn terwijl de coatings smelten en aan de pan hechten. De op een na laatste laag is een hechtingslaag zodat het anti-aanbakmiddel WEL aan de PAN blijft zitten. Aan het eind van de productielijn controleert een medewerker de afwerking en sproeit een klein beetje anti-aanbakmiddel daar waar het handvat komt. De koekenpannen maken dan een ritje van twaalf meter door een hete oven zodat de coatings zich aan de pan hechten. Het menselijk oog controleert de pannen op ongewenste bubbeltjes, scheuren of kleurverschillen. Als de pannen zijn afgekoeld, zet een robot ze op een draaibank. De draaibank verwijdert een dunne laag aluminium, zodat de onderkant van de pan schoon en helemaal glad is. Een robotarm met zuignap verplaatst de pannen naar de volgende machine waar de pan een handvat krijgt. Een automatische schroevendraaier zet 'm stevig vast. Nu wordt de pan getest. Het fornuis gaat aan en een mechanische arm wrijft duizenden keren met een grof stuk schuurpapier, zoals dit, over de pan. Als de pan onbeschadigd blijft, wordt de hele productie goedgekeurd en mogen duizenden koekenpannen de fabriek verlaten. Zo, duizenden koks kunnen 'm weer bruin bakken!