Ik ben aan het survivallen in een prachtig stukje privé bos. Daar mag ik allerlei dingen doen die normaal niet mogen. Vuurtjes maken bijvoorbeeld. Toen ik klein was maakte ik altijd zo een vuurtje, hij gaat een beetje op een indianentent lijken: een tipi. Daarom heet het ook een tipivuurtje. Je begint met het neerleggen van je tondel, dat is in dit geval droog gras. Het kan ook een krant zijn, maar tondel is een materiaal wat maar heel weinig warmte nodig heeft om vlam te vatten. Daar omheen zet je een aanmaakhoutje. Behalve aan 1 kant. Deze kant. De wind komt namelijk daarvandaan en de wind gaat zorgen voor voldoende zuurstof voor mijn vuurtje zodat het straks lekker en fel kan branden. Voor het aansteken van het vuurtje heb ik een handigheidje. Wat heb je nodig: lucifers en een paar waxinelichtjes vol met kaarsvet, dat zie je er mooi op liggen. Dan even de kaarsjes uitblazen. De kop van de lucifer door het kaarsvet heen. Wat heb je dan? Een watervaste lucifer. Brand overal en altijd en ook nog een stukje beter. Watervaste lucifer in het holletje. Dat gaat hartstikke snel. Een beetje rook want er zit nog wat vocht in. Kijk, de vlammen komen er nu uit aan de bovenkant. Tijd om er nu wat groter hout op te leggen. Zo, kijk. Dit gaat goed. Het mooie van een tipivuurtje is is dat het een heel geconcentreerd vuurtje is. De hitte bevindt zich eigenlijk op 1 plek, hier boven het vuur. Je kunt het vergelijken met een gasbrander en dat maakt het vuurtje ook heel geschikt voor om bijvoorbeeld een keteltje erboven te hangen. Wil je nou een groot hoera-vuur waar je met zijn allen omheen kan zitten dan moet je het anders aanpakken. We pakken wat dikkere takken en leggen die als een raamwerk om het vuurtje heen. 2 om 2. Het is een hele aparte constructie en dat noem je een pagode. Daarom heet het ook een pagode-vuurtje. Bij de tipi was de warmte heel erg geconcentreerd in het midden. Hier werkt de warmte alle kanten op, ideaal voor en groot kampvuur waar je met zijn allen omheen zit. Zo'n pagode-vuur vreet hout, dat is niet aan te slepen, maar dit wordt een heel mooi klein efficiënt vuurtje. Dit noemen ze een jagersvuurtje. Voor dit vuurtje heb je 2 grote balken nodig die je in een v-vorm neerlegt. De opening van de V staat pal op de wind zodat de wind lekker veel zuurstof het vuurtje in kan blazen. Dan leg je een paar houtjes neer, niet te veel. Het mooie van een jagersvuurtje is ook dat je er op kan koken. Dan leg ik 2 stokjes zo overdwars en dan zet je er zo een pannetje op. Zo heeft iedere gelegenheid zijn eigen vuurtje.