We hebben een crisis in Nederland: een wooncrisis. Nederland protesteert. Er is geen huis meer te krijgen, een koophuis is onbereikbaar en huur is duur. We spoelen terug naar de jaren 50. Woningnood is niet nieuw. De overheid grijpt keihard in. Mensen moeten bij elkaar inwonen. Dat is toch om hels te worden? Dat hou je niet uit. Daar krijg je ruzie van. Je hebt geen enkele privacy.
Dat was voor mij iets verschrikkelijks, om daar met mijn broer op die zolder te slapen. In deze video zie je wat in wonen betekent. Het is vlak na de oorlog en Nederland ligt in puin. Vijf jaar lang zijn er geen nieuwe huizen gebouwd, maar de gezinnen groeien. Er is een tekort aan woningen in het hele land. Woningnood is overal. Inwonen bij een ander als oplossing voor het woningtekort. Directeur van de Woningdienst in Amsterdam Gerrit Baas weet nog hoe groot het tekort was. Die eerste jaren, dat was eigenlijk toch wel droevig, dat er zoveel mensen tegelijk eigenlijk zich meldden van ik wil een woning, dat er onmogelijk aan voldaan kan worden. 30.000 mensen als urgent. En wat had je dan per jaar op te leveren? Zo'n duizend, tweeduizend misschien, hè? Moet je kiezen wie, wie moet je dan voorrang geven? Als je een koophuis hebt met lege ruimtes bepaalt de overheid dat er mensen bij je komen inwonen, zodat alle beschikbare ruimte wordt benut. De ouders van Richard Kleinegist krijgen de opdracht om in te wonen. Mijn vader en moeder zijn in '47 naar Den Haag gekomen. Dit is het huis waar mijn ouders kwamen wonen. Daar woonde toen een oude dame van 50, 60 jaar en haar broer die daar ook woonde, die was net gestorven. En na een week kreeg ze bezoek van iemand van de gemeente, het bureau voor de huisvesting. En die kwam vertellen dat ze een hoop overtollige ruimte had en dat daar dus iemand anders moest komen inwonen. Kijk, hier staat, met dat is dus een vordering van een huis, dat men aangeschreven wordt van nou, binnen twee weken moet u er voor zorgen dat het huis geschikt is voor inwoning.
Stel je voor, je broer is twee weken dood en de gemeente komt je vertellen dat je ruimte moet maken. Zo ging het toen. De overheid bepaalt wat jij met je huis moet doen.
Ik ben ambtenaar van de Woningdienst. U heeft drie maanden geleden een aanzegging gekregen om een gedeelte van uw huis te verhuren. Ja maar. Ik heb nog geen geschikte mensen gevonden. Volgens onze gegevens heeft u in gebruik tien vertrekken voor een gezin van drie personen. U zal twee kamers moeten afstaan aan mensen die helemaal geen dak boven hun hoofd hebben. Ja, maar ik wil geen vreemde mensen in m'n huis hebben.
Wat mensen deden was dat ze van die emaille bordjes op bepaalde deuren spijkerden, met daarop kantoor of wachtkamer of wachtruimte zodat het een niet woonbestemming zou hebben, zo'n ruimte en dus niet voor inwoning geschikt was. Maar dat was dus helemaal geen kantoor of wachtruimte, maar dat was gewoon een deel van het huis. Maar men hoopte op die manier toch de controleurs om de tuin te leiden. Schrijfster Yvonne Keuls moest inwonen. Het was geen pretje. De hospita was de baas in huis. Dat was inwonen en daar betaalde je behoorlijk voor. Moest je een behoorlijk hoop geld neerleggen. En je mocht niks. Je mocht niet koken, maar dan kwamen de dampjes naar beneden. Ik durfde helemaal niks meer op het laatst. Niet te veel water en niet te veel dit, nee de hospita, die had het te behoorlijk voor te zeggen. Andermans huis, andermans regels e je was nooit alleen. Wij moesten bij mijn ouders op de zolder intrekken en daar sliep ook mijn broertje. Dus privacy had ik niet. En dat dat was voor mij iets verschrikkelijks om daar met mijn broer op die zolder te slapen. Daar kon hij alles horen en ook eigenlijk alles zien. Wij waren niet alleen en dat is heel onterend vond ik zichzelf dat mijn broertje, hij is anderhalf jaar jonger dan ik, maar dat hij daarvan getuige was. Kunt u zich dat voorstellen? Je trouwt en dan zit je bij je ouders of bij je oom of tante op een zijkamertje. En dan drie, vier, vijf jaar. Dat is toch om hels te worden? Dat hou je niet uit. Daar krijg je ruzie van. Hoe leef je met mekaar? Je hoort alles voor mekaar. En dan komt er een baby. En die blert ook de hele nacht door en vader die wel wat ouder is, die neemt het niet. Kun je niet zorgen dat je...ga erop, ga het de gemeente zeggen. Je hebt recht op een woning en je moet nou... Enfin, je kunt je de ruzies voorstellen en dat duurt dan 3, 4 jaar. Op z'n minst, er zijn er die langer hebben moeten uitstaan. Nou dan. Ja, ik weet het niet. Ik heb grote bewondering voor die mensen die dat dan nog hebben doorstaan, want je slaat de boel kort en klein. Het regelen van een woning op de krappe woningmarkt is lastig. De wachttijden voor een woning zijn lang. Wekelijks moet je je melden bij het woningbureau, maar dat biedt geen enkele garantie.
Ja, maar dit zijn mensen die nog geen twee jaar getrouwd zijn. Ja, en ik wacht al acht jaar. Ik wil toch nog maar eens een keertje tijd. Ja, smeerboel is het hier niet. De woningnood drijft mensen tot het uiterste. Ik was ten einde raad. Ik moest iedere maandagmorgen naar het woningbureau toe. Daar had ik al drie jaar gelopen zowat. En weer kwam ik daar weer en daar trof een kennisje van mij. En die zei he ik heb een huis! En ik zei, dat kan helemaal niet. Jij staat nog maar zo kort ingeschreven. Jij kan nu nog niet een huis hebben. Dat bestaat niet. Oh nee? Zei ze, Hier is het bewijs. Ik zei hoe ben je aan huis gekomen? Heb je daarvoor betaald? Nee zei ze. Maar ik was het niet gewend, zei ze je moet even op je rug liggen. Sorry? Je moet eve op je rug leggen. Ik zei wat bedoel je daarmee? Nou, wat zou ik daarmee bedoelen, je bent toch niet achterlijk? Ik denk, lieve God, als zou ik een kasteel krijgen. Dan ging ik toch niet met een andere man naar bed? Met een ambtenaar? Ja, met een ambtenaar! En wat deed ik? Ik ben gewoon teruggegaan. En toen zei ik mag ik even een van de heren weer spreken. Jawel, zeg nou, hier staat een huis op, de straat staat erbij. En als ik dit huisje niet krijg, dan konden hier wel eens rare dingen aan het licht komen. Ik denk het is ergens een dreigement, maar er zijn lieve God, ik heb niet anders. En na anderhalve week kreeg ik dat huisje. En toen was ik gelukkig. In de jaren daarna wordt er bijgebouwd. De noodzaak tot inwonen verdwijnt, maar de woningnood wordt nooit echt opgelost. In de jaren 80 draaide protest uit op rellen. Beatrix wordt gekroond tot koningin en een straat verder een veldslag: geen woning, geen kroning. Ook in 2021 wordt opnieuw geprotesteerd tegen de woningnood. Alleen nu gaat het er iets rustiger aan toe.