Voor kunstenaars is het al eeuwenlang een uitdaging om beweging te suggereren op het doek. De illusie van beweging bereiken schilders door de specifieke plaatsing van figuren of voorwerpen. Door de richting van de verstreken. Maar ook door dezelfde vorm meerdere keren af te beelden. Met deze verschillende technieken krijg je als kunstenaar beweging op je doek. Kunstenaars kunnen op uiteenlopende manieren beweging in beeld brengen. In de vroege 18de eeuw reizen de Vlaamse kunstenaar Jean-Baptiste Van Mour naar Istanbul en daar maakte die talloze schilderijen van het alledaagse leven aan het Ottomaanse hof. En in dit schilderij zien we precies hoe Van Mour zijn eigen manier heeft voor het vastleggen van beweging. Vanaf de tribune in een ruimte observeert hij religieuze dansers. En hij kiest als een filmregisseur voor een bevroren moment in tijd, een filmstill. Het is aan ons vervolgens als kijkers om in ons hoofd die draaiende beweging van de dansers af te maken. Waar Van Mour kiest voor een statisch moment en harde lijnen, maakt Henri de Toulouse-Lautrec ruim 150 jaar later gebruik van veel meer verschillende technieken. Bij Toulouse-Lautrec is het niet een moment, geen enkele harde lijn. Hij zet echt de beweging in zijn toets, die het oog meeneemt in de draaiing van de danseres die hij in beeld brengt. Nergens specifieke focus, zelfs die figuren in de achtergrond jaar zijn nauwelijks te herkennen. Het gaat volledig om de suggestie, waar het tafereel van Van Mour misschien enigszins afstandelijk is, neemt Toulouse-Lautrec ons hier helemaal mee in zijn tafereel en maakt ons onderdeel van de beweging.