Ik was 14 jaar oud. Ik had wat zakgeld, 14 gulden.
Toen heb ik een klein microscoopje gekocht.
In een boek stond het woord amoebe. Ik wist niet wat dat was.
Maar ik wilde dat zien. Het was puur het woord.
Ik noem ze meestal puddinkjes.
Als je een puddinkje laat rollen, heb je een idee van de beweging van een amoebe.
Je steekt je pootjes eigenlijk naar alle zijkanten uit tot je wat tegenkomt.
En als je niks vindt, trek je de pootjes weer terug en ga je weer in een andere richting verder.
Je moet hem zien bewegen.
Zoals je ook je kinderen herkent aan de manier waarop ze bewegen kan ik die amoebe herkennen aan z'n beweging.
Er speelt zich een wereld voor je ogen af waarvan je echt denkt: Ik kijk naar aliens, naar iets wat op Mars gebeurt.
Niemand weet er in feite van.
Het hele mensenleven gaat eraan voorbij.