In het begin van de negentiende eeuw is dit gebied ten zuiden van Haarlem nog een enorme watervlakte en al die bomen staan er dan nog helemaal niet. Daar komt verandering in door de uitvinding van de stoommachine. Nu kunnen er pas echt grote werken gerealiseerd worden, zoals het droogmaking van deze Haarlemmermeerpolder. En een van de gemalen die dit klusje klaarde staat er nog steeds. Het is het stoomgemaal De Cruquius, dat nu een museum is. Ons land krijgt de smaak te pakken en begint er zelfs over te denken om de hele Zuiderzee in te gaan polderen. Maar dat blijkt op een hoop weerstand te stuiten, vooral bij de vissers. Als de Zuiderzeevloed in 1916 grote delen van het gebied rond de Zuiderzee onder water zet, wordt het tijd voor actie. Er wordt geld uitgetrokken voor de Zuiderzeewerken en besloten om de binnenzee af te sluiten. Naar een ontwerp van Cornelis Lely begint men in 1927 met de bouw van een enorme afsluitdijk die Noord-Holland en Friesland met elkaar verbindt. Kijk daar staat hij, Cornelis. Maar helaas zal hij de voltooiing van de dijk niet meer meemaken want hij sterft in 1929.
Het laatste gat in de dijk dat wordt pas drie jaar later gedicht. Vanaf dat moment heet het water aan die kant het IJsselmeer. Het gevaar vanaf de zee is dus zo goed als geweken. Maar om ook het water vanaf de rivieren te kunnen beheersen worden nog steeds gemalen ingezet. Dat zijn veelal moderne elektrische gemalen. Maar er is één uitzondering: het Woudagemaal in Lemmer. Dit is het grootste stoomgemaal ter wereld en het wordt nog steeds gebruikt voor het reguleren van de Friese waterhuishouding. Zo blijft ons land veilig en droog.