Om een koor van 40 zangers goed samen te laten zingen, geeft een dirigent de maat aan. Maar op welke manier laat hij zien hóe er gezongen moet worden?
Alten: boos zijn; je bent in gewetensnood! Kwaad he, de duivel zit op je hielen! Bassen? ‘Mama mia…’ Fortissimo, boos! Hij gebruikt woorden als ‘fortissimo’ voor hard zingen.
In het notenschrift is dat te herkennen aan de f, ‘hard’ of dubbele f voor héél hard! En die ‘haak’ betekent ‘aanzwellen’ of crescendo…
Een gebaar dat heel veel gebruikt wordt is dit voor hard en dit voor zacht. Maar eigenlijk kan een dirigent alle middelen gebruiken die hij wil, die bij hem passen. Als hij een vuist maakt, zal niemand denken ‘het moet nu zacht’. Dus die vuist betekent een hoop energie. Daarmee kun je aangeven: het moet harder. Niet alleen met de gebaren, maar ook met de gezichtsuitdrukking. Die speelt ook een grote rol. Het spelen met hard en zacht is heel belangrijk in de meeste muziek. Dit heet de dynamiek van de muziek.
Het gaat voortdurend over het aanbrengen van spanning en weer het ontspannen. Dat kan door middel van hard en zacht gebeuren; en daarover gaat muziek: het opbouwen van een spanning en het afbouwen van spanning. En dynamiek, hard en zacht, is een middel om het spannender te maken. Belangrijke dingen kunnen juist heel hard worden gezongen, of misschien kies je ervoor om het juist heel zachtjes te doen; om juist alle aandacht er naartoe te trekken. Het kan soms zijn dat er een bepaalde lijn is, waarvan ik vind dat die er uit moet komen en dan kan het zijn dat ik zeg: ‘Jullie moeten hier wat harder en de rest is dan begeleiding. En dan kan het zijn dat die partij wat harder gaat, of die partij. En de rest is dan het bedje waarin die melodie kan ‘slapen’…
Zo kan een dirigent het koor hard en zacht laten zingen; alsof hij een instrument bespeelt! Door hard en zacht telkens af te wisselen, krijgt de muziek spanning en vaart!