Ik zag toch dat ik hem hier neer had gelegd? Misschien heeft een boze tovenaar hem weggetoverd. Een boze tovenaar! Haha. Wat moet die nou met mijn bal? Nou, dat doen boze tovenaars. Die willen niet dat je het leuk hebt. En dan toveren ze al je speelgoed pief-paf-poef weg. O ja? Dan laten we nooit een boze tovenaar in het hok. Nee. He? Hee. Hee, hallo. Hallo. Hallo. Woezel en Pip. Woezel en Pip? Hij weet onze naam! Ja, misschien... Wie bent u? Bent u een tovenaar soms? Ja, ik ben een tovenaar. O nee, he! Toch geen boze tovenaar, he? Laat ons speelgoed alsjeblieft liggen. Tuurlijk. Je hebt ook lieve tovenaars. Ben jij dan een lieve tovenaar? Ja. En tegenwoordig heet zo iemand een illusionist. He? Een illusiowatte? Illusiohoe? Illusionist. Dat klinkt heel erg moeilijk, hoor. Nou, dat is ook moeilijk. Let maar op. Oh! He? Waar is die meneer nou? Waar is-ie? Oh! Waaaaaa! Wa! Tovenaar, alsjeblieft. Was mijn bal niet genoeg? Neem mijn andere speelgoed ook niet mee! Nee, joh. Welnee. Heb jij mijn bal niet? Nou, concentreer je op de bal. Denk aan de bal, bal, bal. Bal, bal, bal. Oh! Hee, dat was mijn bal! Wauw! Ik heb mijn bal weer terug. Dan ben je geen boze tovenaar. Ik ben een lieve tovenaar. U bent zo'n il-lu-si-o... Illusionist. Soms zeggen ze ook wel eens goochelaar. Jij laat leuke dingen verschijnen in plaats van verdwijnen. Precies. Hans, kun je nu ook iets laten verschijnen? Ja, doe eens. He? Wauw! Wauw! He? Hoe doe je dat? Dat is toveren. Wauw. Zag je dat, Woezel? Er zaten kaarten in mijn oor. He? Waar zijn ze? Hoe komen die nou weer uit je mond? Wauw! U bent echt een goede tovenaar. Dank je wel. Hans, Hans, Hans, kan ik dat ook? Eigenlijk kan iedereen het leren. Echt? Hoe dan? Ik ook? Gewoon. Ik heb het allemaal geleerd, te beginnen met een goocheldoos... toen ik acht was. Later heb ik veel goochelboeken gelezen. En ik ging oefenen voor de spiegel. Zo kom je aan je eerste trucs. Hans, ik wil zo graag iets toveren. Hoe moet ik dat doen? Ja, nu. Dan moet je je, dat is een moeilijk woord, concentreren. Net als met de bal. Dus je denkt aan iets heel sterk. In je hoofd? Ja, je denkt heel sterk aan iets wat je wil. Denk maar aan iets. Hee! Wat? Kijk eens, kijk eens. Wat goed! Ik dacht net: Ik heb wel zin in een verhaaltje. Dat lag hier net niet. Waar komt dat vandaan? Wat goed, zeg. Meneer Hans, gaat u voorlezen? Nee, ik lees het voor mezelf. Aahhhh, voor ons? Ik heb het getoverd. Horen, horen! Voorlezen? Jaaaa. Ja. Hoe heet het? Het boek heet Kleine Pablo tovert graag. Zo heet het boek. Net als u. Ja, ik tover ook graag. Een, twee, drie, vier, vijf pakjes, allemaal voor mij. O, wat ben ik blij. Een hoge hoed en een toverstokje. Hans, heb jij ook een hoge hoed? Ja. Echt? Ja.En heb je ook een toverstokje? Ja, net als Harry Potter. Lees nou verder. O ja, sorry. Hocus pocus pilatus pas, ik tover een konijn. Zo hee, heeft hij een vriendje. Overal vriendjes. Hocus pocus pilatus pas, ik tover een cape waarmee ik vliegen kan. Hans, kan jij ook vliegen? Ja, natuurlijk. Doen! Vliegen! Vliegen! Ik zit toch voor te lezen? O ja. Als je in de lucht zit kunnen wij het niet meer horen. Voorlezen. Hocus pocus pilatus pas. Zie je dat, konijntje, ik tover het bad vol snoep. Lekker! Helemaal vol. Hocus pocus pilatus pas, ik tover verf en penselen. En ik schilder een regenboog voor jou, konijntje. Mooi, he? Ja. Een hoge hoed, een toverstukje, een konijn, een cape...snoep, verf en penselen. Wat heeft hij veel getoverd. Ik ben een goede tovenaar, vind je niet, konijntje? Weet je wat het allergrootste cadeau is dat ik uit mijn hoed kan toveren? Een bal! Nee, ons hok. Nee, tante Perenboom. Een olifant. Hoe kan dat nou? Heb jij wel eens een olifant getoverd? Ja, ik ook. Echt? Ik liet hem verdwijnen. En waar bleef hij dan? Zo'n grote olifant kan toch niet zomaar verdwijnen? Jawel. Hoe dan? Dat mag je nooit doorvertellen.Maar als ik de olifant op toneel haalde...liet ik snel de olie eruit lopen, en wat overblijft is de fant. En die vouwde ik op. Wat? Dat is een grapje natuurlijk. Echt? Ja, dat kan toch niet? Zit er geen olie in een olifant? Nee. Sst, we gaan verder. Hoepla, je grootste geschenk, dat ben ik. Dat is de olifant. Ik heb voor jou ook een klein cadeautje. Hier is het cadeautje. Kijk. Wonderbaarlijk, olifant. En ik tover reuzegrote zeepballen uit dit pakje. Het lijken wel ballen, zo groot zijn ze. Mooi, he? Heel mooi. Bellen blazen. Tover jij ook bellen? Zo, ploep-ploep. Dat heb ik eigenlijk nog nooit gedaan. O, het verhaal gaat nog verder. Wie wil er een snoepje? Jij niet, olifant? Dan tover ik dit speciaal voor jou. Ah, een banaan. Dat vindt de olifant lekker. Die houdt niet van snoep. Een olifant houdt van banaan. Weet je waar wij van houden? Nou? Een botje. Kun je een botje toveren, Hans? Dan zijn we weer bij dat moeilijke woord. Denk goed aan een botje. Concentreer je. Bot, bot, bot. Daar is ook een toverspreuk voor. O ja? Hocus pocus pilatus ot, ik wens mijzelf een reuzenbot. Oke, oke. Hocus pocus pilatus ot...ik wens mijzelf een reuzenbot. Wauw! Het is gelukt! We hebben een bot getoverd. Wauw. Goed, he? Wat gaaf. Ik wil ook leren toveren. Zullen wij dan heel goed gaan oefenen? Wat een goed idee. Nou, als jullie dat doen, als ik terugkom verbazen jullie mij. Afgesproken? Ja, dat doen we. Leuk. Overal botjes vandaan. En andere lekker dingen. Voor jou ook, Hans. Fijn. Ik ga er vandoor, want ik moet nog optreden. Maar ik vond het leuk om bij jullie te zijn. Wij ook. Tot ziens. Dank je wel. Dag, Woezel en Pip. Dank je wel. Doe-doei. Dag. Ik ga een poppenkast toveren. Hocus pocus pilatus pas.