Geluiden gaan als trillingen door de lucht. Het lijkt op de golfjes die je krijgt als je een steentje in het water gooit. Kijk maar. Je gooit een steen in het water en de golfjes worden wijder en wijder en wijder. Nog een keer. Steentjes in het water, en je ziet de golfjes wijder woorden. Zo gaat het ook met geluid. Je zegt iets, dat geluid gaat net als de golfje in het water als geluidstrillingen door de lucht en komt dan in je oor terecht. Hier zie je je oor en de gehoorgang. Je hoort huisje, boompje, beestje. Dat geluid gaat als een trilling door de lucht en komt in je gehoorgang terecht. Daar botsen die trillingen tegen het trommelvlies aan en dat vliesje gaat ook trillen. Achter dat vliesje zitten drie dunne botjes. Die botjes zorgen er voor dat het slakkenhuis, dat is die mooie rooie krul, ook gaat trillen. En dan gaat er een seintje naar je hersenen. He, ik hoor: huisje, boompje, beestje!