In de jaren ’90 gaf ik trainingen aan medewerkers van PTT, de voorloper van KPN.
Als een klant het bedrijf betrapte op een fout, stuurden mijn cursisten standaard een excuusbrief met een cadeautje, een PTT-stropdas. De laatste zin van hun brief luidde steevast: ‘De das, welke u bijgesloten vindt, is een stoffelijke blijk van waardering.’
Twintig jaar later komt niet het alleen het presentje maar ook de zin nogal gedateerd over.
Behalve misschien … het woord ‘welke’. Want dat zie ik best vaak gebruikt worden als betrekkelijk voornaamwoord.
Kijk, dit kwam ik bijvoorbeeld laatst op straat tegen: ‘Post op zaterdag naar America Today, wegens gestoorde gek welke post jat.’
Het is niet fout, maar klinkt nogal stroef en formeel. De schrijver was misschien wel bang een fout te maken en gebruikte uit angst die fout te maken juist een overdreven vorm.
Dit is een heerlijk verschijnsel in de taal: hypercorrectie. Je wilt het zo goed doen, dat je het fout doet.
Hypercorrectie komt vaak voor. Wat dacht je van …
‘Kopje kofje’ voor ‘kopje koffie’, want de -ie in ‘koffie’ lijkt net als net de -ie in ‘gympie’ een beetje plat, en daarom moet het heel keurig ‘kopje KOFJE’ worden.
En dus wordt een ‘beeldhouwer’ ook vaak een ‘Beeldhouder’.
Ook het meervoud is een gewild hypercorrectie-slachtoffer: ‘euro’s’ heten ineens ‘euri’ en twee cafetaria’s worden twee cafetaria, het zijn tenslotte ook twee musea.
Ik kan nog uren doorgaan, maar het toppunt van hypercorrectie wil ik je niet onthouden. Op een Wassenaarse site kwam ik ‘Geef mijn portie maar aan Fikkie’ heel deftig maar hartstikke fout tegen als ‘Geef mijn Porsche maar aan Fikje’.