Eens ging Fred Frot naar zee.
Hij nam een kist met ijzer mee.
Een pan, een sleutel en een tang.
Een ketting, schroeven, een oude stang.
Zijn moeder zei: Fredje Frot, wat doe je nou? Je sjouwt je rot!
Neem liever brood en drinken mee, daar heb je meer aan, daar bij zee.
Maar Fredje zei: maak je niet druk, een kist met ijzer brengt geluk.
Hij ging op pad, en na een uur,
Kwam hij bij een hoge muur.
Daar was een deur, maar wel op slot.
"Dat dacht ik al" dacht Fredje Frot.
Hij bukte zich, omdat hij wist: er zit een sleutel in mijn kist.
Hij kan er door! Maar nee hoor, pech. Een woeste wolf op de weg.
Fred was voor dat beest niet bang.
Hij gooide naar hem, met de stang.
De wolf schoot er snel van door.
En Fredje Frot? Die liep rustig door.
Na een tijd zag Fred een man.
Die soep wou koken, zonder pan.
Fred gaf de man een pan en zei:
Kook jij dan ook wat soep voor mij?
Ze aten soep en dronken thee.
En daarna, liep Fred door naar zee.
Schroeven, spijkers, ijzerdraad
De weg was lang maar vroeg of laat
Kwam al dat ijzer goed van pas
Hoe zwaar, hoe zwaar die kist ook was.
En vlak voor de zee zag Fred een vrouw
Met in haar hand een stukje touw.
Ze riep: ik ben m'n geit weer kwijt,
omdat ze steeds het touw doorbijt.
Fred nam de ketting uit zijn kist,
en ving de geit voor ze het wist.
Fred kreeg van de vrouw wat drinken mee
En kwam tenslotte aan bij zee.
Fred maakte een vuurtje van zijn kist
En hij wist: ik heb me niet vergist.
Zijn kist met ijzer brengt geluk.
Deze dag kan niet meer stuk.