De Vikingen wonen zo’n duizend jaar geleden in het noorden van Europa. Dat heet nu Scandinavië: Noorwegen, zweden en Denemarken. De Vikingen leven bij elkaar in verschillende stammen. Wanneer een Viking sterft, erft de oudste zoon de boerderij en het land van zijn vader. De andere zoons krijgen niets en moeten op zoek naar een eigen stuk grond. Het leven in het noorden is hard. De natuur is ruig, het klimaat koud, en in de aarde wil het graan niet erg groeien. Als er steeds meer mensen geboren worden, is er dan ook niet genoeg eten voor iedereen. Vikingen overvallen andere dorpen om aan eten te komen. Alleen de sterkste Viking kan overwinnen. De verliezer kan niks anders doen dan zich overgeven of weggaan, op zoek naar een nieuw leven. En zo verlaten hele groepen Vikingen hun land. Dat doen ze per schip. Als geen ander volk in die tijd kunnen de Vikingen schepen bouwen. Hun boten zijn snel en wendbaar. Er kan mee geroeid worden als de wind wegvalt.
De schepen worden versierd met een draak als boegbeeld. Die moet de zeelui beschermen tegen de boze geesten op zee. En hij maakt tegelijkertijd eventuele vijanden bang.
Om met een houten schip van hooguit 30 meter lang, de oceaan over te steken moet je een goeie zeeman zijn. Zeker als het gaat stormen.
Om je koers te bepalen, zeilen de Vikingen met behulp van de zon en de sterren.
Als ze denken dicht bij land te zijn, laten ze een raaf los. De vogel vliegt direct naar de kust toe. De Vikingen hoefden nu alleen de vogel te volgen. Met deze primitieve middelen blijft het een grote prestatie om je weg over de onmetelijke zee te vinden.
Op zoek naar nieuw land varen de Vikingen naar het westen. Ze ontdekken het land dat we nu IJsland noemen. Een land met watervallen en geisers. De Vikingen verdelen het gebied onder elkaar. Dat gaat zo. Het stuk grond, waar je in één dag omheen kan lopen, wordt van jou. Maar na een tijd is dit land verdeeld en is er niet genoeg plek voor nieuwkomers.
Dus zeilen de Vikingen verder naar het westen en ontdekken een land nog kaler en ijziger dan IJsland. Om het aantrekkelijk te maken voor de thuisblijvers noemen de Vikingen het: Groenland. Er gaan verhalen dat nog verder weg een droomland is. Een land waar geen sneeuw en ijs is, de grond vruchtbaar en eten in overvloed.
En weer trekken de Vikingen verder naar het westen. Ze komen aan bij de kust van Canada. Er zijn bossen, en vis, de aarde is vruchtbaar en het is er niet zo koud.
Het droomland lijkt gevonden. De Vikingen bouwen hier dorpen.
Maar lang blijven ze er niet. Er woont namelijk al een volk. De indianen. Na een periode van vrede breekt er tussen hen oorlog uit. De Vikingen moeten vluchten en komen niet meer terug. De Vikingen hebben zo bijna de hele wereld overgevaren. Via het westen maar ook naar het oosten tot diep in Rusland. En naar het zuiden via de Middellandse zee tot aan Turkije.