Dit zijn tuimelaars. Tuimelaars zijn dolfijnen. Ze lijken op vissen, maar eigenlijk zijn het zoogdieren. Ze ademen namelijk door hun longen, maar ze zwemmen net als vissen in het water. De tuimelaar heeft een mooi gestroomd lijf en een heel gladde huid zonder uitsteeksels. Als een dolfijn niet zo gestroomlijnd zou zijn, zou ie niet zo hard kunnen zwemmen. Kijk maar.
Met zijn rugvin zorgt de tuimelaar ervoor, dat hij in evenwicht blijft als hij zwemt. Door de borstvin aan de onderkant van zijn lichaam kan ie sturen. En met zijn staartvin zet ie kracht om snelheid te maken. De tuimelaar haalt adem met zijn longen, net als een mens. Ze moeten dus ook geregeld boven water komen. Onder water houden ze hun adem in. In plaats van neusgaten hebben dolfijnen een gat bovenop hun kop om te ademen en dat noemen ze het “blaasgat”. De tuimelaar kan heel goed zien. Ze zien het als er gevaar dreigt, maar ook als er bijvoorbeeld een vis voorbij zwemt. Als het water erg troebel is, gebruikt de tuimelaar een sonar om te kijken. Een sonar weerkaatst geluid. Hij zendt dan heel hoge pieptonen uit en als er iets langs zwemt, wordt de sonar weerkaatst.
Zo weet de dolfijn precies waar ie is. In deze baai bij de kust van Zuid-Amerika leven zo’n 700 tuimelaars. Dit is één van de grootste groepen dolfijnen op de wereld die op één en dezelfde plek leeft. Ze worden ook wel de “spinner dolfins” genoemd. En deze naam danken ze aan de kunstjes die ze vertonen. Zo kan een tuimelaar een snelheid halen van 30 kilometer per uur en ze kunnen ook heel hoog springen en salto’s maken. Iedere middag trekt deze groep de Atlantische Oceaan in om te jagen en tegen de avond komen ze weer terug in de baai om uit te rusten, te paren en vooral om te spelen.
Met materiaal uit: Beagle - In het kielzog van Darwin.