In de tijd dat onze Nederlandse voorouders hun doden begraven in grafheuvels en hunebedden, groeit de Egyptische beschaving naar een hoogtepunt.
Ook daar worden belangrijke doden begraven. Niet in grafheuvels, maar 'grafbergen' en die 'bergen' staan er nu nog. Het zijn de piramides.
De piramides zijn geen graven voor gewone mensen. In de piramide wordt de farao, de koning van de Egyptenaren begraven.
Samen met zijn raadgevers komt de farao naar de woestijn. Zij zoeken naar de plek waar de piramide zal worden gebouwd.
Voor de Egyptenaren is de farao god op aarde, dus krijgt hij een bijzonder graf.
Vanuit dat graf moet hij een reis kunnen maken naar de hemel. Naar een plek tussen de sterren. Daar is het dodenrijk.
En in dat rijk van de doden zal de farao opnieuw worden geboren.
Want dat geloven de Egyptenaren. Je wordt geboren, gaat dood, en wordt opnieuw geboren.
Al ver van te voren hebben de architecten van de farao de bouw van de piramide tot in detail bedacht en uitgewerkt.
Ze hebben zelfs een maquette gemaakt.
In de piramide komen een paar kamers.
De belangrijkste bovenin, het is de grafkamer van de koning, het koningsgraf.
Om zeker te zijn dat de farao makkelijk naar de hemel kan reizen hebben de architecten een luchtschacht ontworpen.
Die loopt vanuit de grafkamer dwars door de piramide in een kaarsrechte lijn naar buiten.
En dan in een rechte lijn naar de plek tussen de sterren.
Hier zal de farao opnieuw worden geboren.