De Nederlanden zijn in de 17de eeuw de belangrijkste handelsmacht ter wereld. Hollandse schepen varen de hele wereld rond op zoek naar lucratieve handel en die handel komt niet alleen uit het Verre Oosten. In de Bibliotheek van Gdansk heb ik een afspraak met Justina Wubs, een Nederlandse in Polen, woont in Leiden, maar onderzoekt in Gdansk de internationale handel van de 16de en 17de eeuw.
“Dit is een bron die over Hollanders en Gdansk gaat vanaf de Middeleeuwen. Speciaal over de Hollanders?”
“Ja. Ja.”
“Was dat ook de grootste buitenlandse groep die naar Gdansk kwam?”
“Ja, dat was zeker de belangrijkste buitenlandse groep, die vrij snel ook integreerde.”
“Oke, the Gulf of Danzig?”
“Ja, dit is de Oostzee, hier is de Sont.”
“Dus dit is Denemarken zeg maar?”
“Ja.”
“Dus dan is Nederland ergens hier?”
“Ja. Ja. En schepen kwamen via de Sont naar Danzig toe, hier.”
“Oh, hier is Danzig.”
“Ja. Danzig was de graanhoofdstad van Europa. Er werden honderdduizenden tonnen graan vervoerd naar De Nederlanden.”
“En de Nederlanders vervoerden het ook verder door Europa heen?”
“Ja. Ja.”
“Dus de Nederlanders…?”
“Spanje, Italië. Je kunt zeggen dat Nederland en vooral Amsterdam een soort draaischijf in de graanhandel was. Maar die handel, die was zó belangrijk voor De Nederlanden dat het, ja, de “moeder der negotie” genoemd werd.?
“De moeder van alle handel is het?”
“Ja. Mm-mm.”
“Maar je hoort altijd dat het grote geld verdiend werd met de handel op Azië, Indonesië, China, Japan, de VOC?”
“Ja. Ja, maar de Oostzeehandel wordt zwaar onderschat. De cash cow zat hier, dat was de financiële basis voor verdere uitbreiding. Dit is de ader van de stad kun je zeggen, dat is de rivier. Maar hier konden de schepen aanmeren en weer vertrekken.”
“Als we hier in de 17de eeuw zouden staan, wat zou je hier zien?”
“Je zou heel veel pakhuizen zien aan beide kanten hier, pakhuizen vol met graan. Je zou…
Want die ruïnes daar, dat zijn ook pakhuizen?”
“Ja, dat waren ook pakhuizen. Je zou hier een heleboel schepen met graan en ook vreemde schepen met vreemde kooplieden zien. De handelaren die hiernaartoe kwamen, dat waren Hollanders, Engelsen en ook, ja, mensen ook uit andere landen.”
“Hoeveel Hollanders waren dat?”
“In de 17de eeuw schat men dat om duizenden Hollanders ging.”
“Op een totale bevolking van…?”
“Ja, 50.000 tot medio 17de eeuw 70.000.”
“Dus veel Nederlanders woonden hier ook?”
“Ja.”
“Er waren dus een paar duizend Nederlanders, vaak in de elite, kregen die nou ook invloed op het straatbeeld?”
“Ja, dat kan je heel goed aan de huizen zien: de Nederlandse architecten waren in trek. En je kon het ook gewoon zien: de mode die er hier op straat heerste, de Nederlandse mode was hip.”
“De grote witte molenkragen?”
“Ja. Ja, dat zie je ook.”
“Zwart daaronder?”
“Dat zie je ook op sommige façades hier afgebeeld.”
“Zijn dit archeologen aan het werk?”
“Ja, ze zijn opgravingen aan het doen in een pakhuis en hier stonden meer dan 300 pakhuizen vol met graan. Dus economisch gezien was dat het belangrijkste gedeelte van de stad. Hier werd het graan bewaard dat onder andere naar De Nederlanden verscheept werd en eind 16de eeuw en ook nog begin 17de eeuw zijn het de Spaanse Diplomaten die hier in Danzig waren, want zonder het graan dat hier verzameld werd en verscheept werd, zal de Opstand snel ophouden.”
“De Nederlandse Opstand tegen Spanje?”
“Ja. Ja.”
“Want daar kwam het echte geld vandaan?”
“Ja, dit graan voedde de opstand.”
“Letterlijk?”
“Letterlijk.”
“Ja. En dus de fundamenten van deze pakhuizen zijn ook een beetje de fundamenten van de Opstand in Nederland en daarmee de fundamenten van onze Gouden Eeuw?”
“Ja.”
“Ja, dan kijk je er toch anders tegenaan!”
“Ja.”