Alles kost geld: je eten, kleren, naar de film gaan. Deze reportage kost geld. Kortom: we hebben er allemaal elke dag mee te maken. Maar waar komt ons geld vandaan? Wie maakt het en wie past erop?
Eelco, we zien hier bij de Nederlandse Bank, jullie zijn geen gewone bank hè? Klopt, want je kan bij ons geen geld pinnen, je kan bij ons niet sparen, je kan geen rekening openen; eigenlijk zijn wij de bank van de banken zoals bijvoorbeeld ABN-Amro, ING, Rabobank, die hebben natuurlijk ook een bank nodig en dat zijn wij. Dus zij hebben een rekening bij jullie?Zij hebben een rekening bij ons.
En wat doen jullie dan precies? Wij zorgen ervoor, dat de mensen vertrouwen in het geld hebben. Dat het geld dat ze op een bankrekening storten, dat dat daar veilig is en ook heel belangrijk: dat er natuurlijk genoeg bankbiljetten in omloop zijn en dat ze schoon zijn, en echt. Er komen hier miljoenen biljetten binnen. Die worden één voor één gecontroleerd en onderzocht door speciale machines om te kijken of ze vies of vals zijn.
De valse biljetten gaan naar de politie. En die vieze biljetten, die worden versnipperd en als afval weggegooid. Ja, raar idee eigenlijk hè, dat we geld weggooien. Er komt hier trouwens nieuw geld voor in de plaats, dat laat de Nederlandse Bank maken in een speciale drukkerij. Papier, maar dan van katoen. Daar zit al een watermerk en een glanzende band op. Er wordt tegelijk op de voor- en achterkant van het papier geprint. Dan gaan er speciale platen over waardoor extra inkt op het papier komt te liggen zodat je de inkt kunt voelen. Snijden en klaar! Dus eigenlijk was dit ooit gewoon papier, maar nu is het geld waard? Nu is het geld. Hoeveel kost het om dit te maken? Nou, heel precies weet ik het niet, maar ga uit van ongeveer 10 cent om een bankbiljet te maken. En het kan wel 500 Euro waard zijn!
Vroeger was er geen geld, mensen ruilden dingen met elkaar als ze iets wilden hebben. Bijvoorbeeld een kip tegen vijf broden. Maar ja, zo’n brood, dat ging na een paar dagen schimmelen en dan was het niks meer waard. Toen gingen mensen betalen met schelpen, want schelpen, die blijven lang goed, die kun je lang bewaren. Maar ook met die schelpen waren problemen, want op de ene plek kreeg je er bijvoorbeeld drie broden voor en op een andere plek maar één brood. Dus gingen mensen betalen met gouden en zilveren munten, want die blijven overal en altijd veel waard.
Hier bij de Nederlandse Bank hebben ze ook heel veel goud. Dat ligt in de Goudkluis, daar mag niemand zomaar bij komen, want het is écht goud dus hè. Het is miljarden waard, dus dat beschermen ze goed. Nou Jurre, hier zijn we dan in de Goudkluis. Wow! Dat is écht goud? Dat is allemaal echt goud. Dat heb ik nog nooit gezien in het echt. Nee, dat kan ik me voorstellen. Hier komen ook niet veel mensen. Hoeveel is één zo’n baksteentje waard? Nou, zo’n baksteentje zoals jij het noemt, dat noemen wij een goudstaaf of een goud-baar en die is ongeveer 400.000 Euro waard. Eén zo’n goudbaar. En als je al het goud van de Nederlandse Bank bij elkaar optelt, hoeveel is dat waard? Al het goud dat wij hebben, dat is 20 miljard Euro waard. 20 miljard Euro?
Wie is de eigenaar? Dit is van de Nederlandse Staat, dus eigenlijk van ons allemaal zeg maar. Dus ik kan er één meenemen? Nee, dat niet! Maar wat gebeurt ermee? Het is een soort reserve en heel af en toe verkopen we wat goud. En wat gebeurt er met het geld dat dat oplevert? Dat geld, dat gaat naar de Schatkist, naar de Minister van Financiën, en die kan daar allemaal goede en nuttige dingen mee doen. Bijvoorbeeld een school bouwen? Bijvoorbeeld een school bouwen.
Nu hebben jullie niet alleen goud, maar ook bankbiljetten? Ja, heel veel bankbiljetten. Volgens mij zitten hier briefjes van 50 in en lijkt het erop dat er één zo’n doosje 500.000 Euro zit! En als je nou zo’n hele pallet neemt van briefjes…Dus dat hele blok hier? Ja, dat is 40 miljoen Euro waard. 40 miljoen? 40 miljoen! En het staat hier helemaal vol? Ja. Als je deze hele kluis bij elkaar zou tellen, heb jij enig idee? Weet je wat Jurre, jij gaat rechts tellen en dan begin ik links. Oké. En dan komen we elkaar straks weer tegen en dan tellen we het samen op, ja? Oké, ja. 40, 80, 120, 160, 200, 240…