We hebben het al over de Azteken gehad. Je weet wel, die van die arend en die cactus en Mexico Stad, maar zij waren niet de enige grote Indianenbeschaving. Nee, absoluut niet. Je hebt ook nog de Maya’s, minstens zo boeiend kan ik wel zeggen. De Maya’s leefden in een heel uitgestrekt gebied van Zuid-Mexico en Guatemala tot in El Salvador en Honduras. Een gebied tien keer zo groot als Nederland.
Tussen 500 en 900 na Christus waren de Maya’s op hun hoogtepunt. Ze bouwden toen gigantische steden met paleizen en tempels. Ze schreven dikke boeken en konden ongelooflijk goed rekenen. Ze hadden zelfs zeer precieze kalenders. En bovendien hadden ze ook kunstenaars die bedreven waren in het schilderen en beeldhouwen. Echt cool waren ze, die Maya’s!
Ze zijn trouwens net zoals de dinosaurussen aan hun eind gekomen, ja, in een hele korte tijd en nog steeds om onbekende redenen. Plotseling was het gewoon over met de Maya’s. Want toen de Spanjaarden in de zestiende eeuw Midden-Amerika veroverden, was de grote Maya-beschaving helemaal verstopt onder een dikke laag tropisch oerwoud.
Er is nog altijd maar een klein stukje van die oude Maya-wereld blootgelegd. Maar de belangrijkste plekken zijn ondertussen wel opgegraven en bestudeerd. Zo weten we nu bijvoorbeeld dat er nooit echt één groot Mayarijk heeft bestaan. Nee, de Maya’s leefden in verschillende grote onafhankelijke steden: Palenque, Tikal, Copán, Bonampak, Yaxchilán en Chitchén Itzá, met aan het hoofd machtige koningen en priesters. Koningen die de stad leidden en vaak oorlog voerden met elkaar. Ja, oorlog voerden om macht, maar ook om slaven buit te maken. Het waren koningen die niet alleen wereldse zaken te regelen hadden, nee, koningen waren ook bemiddelaars met de goden, want om de stad goed te besturen was de hulp van goden onontbeerlijk. De koningen leidden daarom ook de belangrijkste rituelen.
Zo moesten ze regelmatig bloedoffers brengen aan de goden. Tja, ze doorboorden dan hun tong, hun oor en zelfs hun penis! Tja, en het wordt nog spectaculairder, want het bloed vingen ze op op papier om dat later te verbranden. En als dat bloed dan verbrand was, dan konden ze met de goden spreken. De goden verschenen in de rook. De Maya’s zijn ook bekend om hun schrift dat we vooral kennen van wat er op de stenen staat, want de Spanjaarden hebben alle boeken verbrand. Kijk hier: nauwelijks te herkennen als schrift en toch valt dit te lezen! Hier staat bijvoorbeeld iets over de God Chac, de schepper van het leven, de rode god van het Oosten aan wie maïs en vlees geofferd werd. De Maya’s hadden niet alleen hun eigen schrift, nee, ze hadden ook eigen getallen, zelfs met het getal 0, kijk hier: 1, 2, 3, 4, 5 enzovoort, door punten en balken te stapelen vormden ze cijfers. Tot en met 19. Maar blijkbaar hadden ze niet genoeg aan één systeem, ze hadden ook nog hoofden waarmee ze rekenden. Je zou kunnen stellen, dat Maya’s de uitvinders van het hoofdrekenen.
Maya’s waren ook experts in het kijken naar de sterren. Nou ja, het was wel iets meer dan alleen maar kijken natuurlijk. Op basis van wat ze in de sterren zagen, ontwikkelden ze kalenders. Kalenders die vooral van belang waren om hun rituelen precies te kunnen plannen. Een ster die speciaal in de gaten gehouden werd was Venus, de Ochtendster, die volgens de Maya’s verantwoordelijk was voor ongeluk. Tja, en kennelijk heeft Venus toen geslagen hè, want de Maya’s hebben niet veel geluk gehad. Zo’n prachtige cultuur waar bijna niets meer van over is.