De kermis is in de middeleeuwen begonnen als feest van de kerk. Als er een kerkgebouw gebouwd was en in gebruik werd genomen, werd dat gevierd met een feestelijke mis. Er was ook een processie: een soort optocht door het dorp of stad met priesters, misdienaars en heiligenbeelden.
Dat feest heette KERKMIS en werd ieder jaar opnieuw gevierd. Je zou het de verjaardag van de kerk kunnen noemen. Het feest duurde soms wel drie weken. Er kwamen veel mensen op af! En waar mensen zijn, daar kun je handeldrijven en eten en drinken verkopen. Koek, wafels en poffertjes.
Je kon op zo'n feest je geld ook op een andere manier verdienen. Door kunstjes te doen bijvoorbeeld. Acrobaten deden dat. Ook liedjeszangers kwamen op de kermis af. Het publiek kon kijken naar wonderen van de natuur, zoals de vrouw met de baard. Of naar reuzen en dwergen. Kwakzalvers deden goede zaken met hun wondermiddeltjes. Die hielpen zogenaamd tegen allerlei ziektes. Dierentemmers toonden dieren uit verre landen. Ze lieten ze kunstjes doen. Een echte leeuw, of een tijger of olifant bekijken. Dat was heel bijzonder in die tijd.
Op de kermis gebeurde niet alleen leuke dingen. Sommige mensen dronken veel te veel. Er werd ook wel gevochten en er werden mensen beroofd. Steeds meer mensen vonden dan ook dat de kermis maar afgeschaft moest worden. En dat gebeurde. In het begin van de vorige eeuw waren er daardoor bijna geen kermissen meer over!
Maar de kermis kwam weer terug. Dat had vooral te maken door de komst van de elektriciteit. Daardoor kreeg de kermis nieuwe, spannende attracties zoals het reuzenrad, de draaimolen en de botsautootjes.
En nu is de kermis weer springlevend met nog veel spannender attracties!