Rond 1800 kunnen wetenschappers flinke stoten elektriciteit opwekken met elektriseermachines. Ze kunnen een soort minibliksem maken. Door glazen schijven tegen leren kussentjes aan te wrijven ontstaat dat soort elektriciteit. In die tijd weten gewone mensen nog maar erg weinig van elektriciteit. Je kunt ze makkelijk laten schrikken of aan het lachen maken als je proefjes met elektriciteit laat zien.
Twee hobbywetenschappers gaan wat serieuzer aan de slag met elektriciteit. Jan Deiman en Adriaan Paets van Troostwijk tonen iets nieuws over water aan. Zij bewijzen dat water niet uit 1 stof bestaat, maar uit 2 verschillende stoffen. In een buis met water wekken ze grote stoten elektriciteit op. Het water splitst zich in twee delen: waterstofgas en zuurstofgas. Het gas zorgt ervoor dat het waterniveau daalt. Het waterniveau blijft dalen, tot het onder het punt in de buis is gezakt waar de elektriciteit vandaan komt. De elektriciteit komt nu niet meer in het water terecht, maar in het gas. De waterstofdeeltjes en de zuurstofdeeltjes mengen zich razendsnel weer met elkaar. Dan is de buis weer gevuld met water.