De grote denker Plato wordt 4 eeuwen voor de toen nog totaal onbekende Christus geboren. In het oude Griekenland wil hij eigenlijk de politiek in, maar wanneer zijn leermeester Socrates de gifbeker leegdrinkt, komt er opeens een vacature als filosoof vrij.
Op een rustig plekje buiten Athene begint Plato zijn eigen school: de Academie. Hier gaan studenten oneindig met elkaar in gesprek. Alleen dan worden echte ‘waarheden’ achterhaald: ‘Aristoteles, wat is liefde eigenlijk?’
Al babbelend ontwikkelt Plato zijn ideeënleer: alle dingen die we zien, zijn slechts afbeeldingen van de werkelijkheid: ideeën. Zo herkennen we in een paard met 3 benen nog steeds een paard en is een schaap met 5 poten nog steeds een televisieserie. De afbeeldingen in de alledaagse wereld kunnen dan veranderen, ze worden altijd gedragen door de onzichtbare wereld daaronder, waar alles vaststaat.
Onze wereld is als een grot, stelt Plato: wij simpele mensen zitten vastgeketend, we zien alleen de schaduwen op de wand en hebben het idee dat dat echt is. Alleen de filosoof durft de grot uit te gaan en te ervaren hoe de werkelijkheid is. In zijn belangrijkste werk De Staat pleit Plato dan ook voor een regering die alleen bestaat uit wijze, oude filosofen. Geen daden, maar woorden!