Vogels vliegen vaak in een V-vorm. Dat doen ze niet alleen omdat het zo leuk allitereert, maar om energie te sparen. Bij een vliegende vogel is de druk onder de vleugel hoger dan de druk erboven. Die lucht wil dus opstijgen en die stuwt de vogel omhoog. Hij of zij vliegt. De lucht ontsnapt uiteindelijk bij het uiteinde van de puntige vleugel. Daar ontstaat turbulentie, die zorgt voor een zuigende stroom, direct achter de vleugel. Door zich op die plek te positioneren, kan de volgende vogel van die zuiging gebruik maken en net even iets comfortabeler vliegen. Daar komt dan weer een vogeltje schuin achteraan, en zo verschijnt vanzelf die fameuze V-vorm.
Zoals altijd leert ook hier de mens van de natuur: een peloton wielrenners beweegt zich voort in een waaier. Alleen de eerste in de rij profiteert niet van de turbulentie, en daarom is het bij wielrenners een erezaak dat ieder op zijn beurt een tijdje kopwerk doet. Bij de vogels gaat dat ook zo. Het is elk jaar weer een flink eind vliegen naar het warme zuiden, en hoe efficiënter ze dat doen, hoe eerder ze op het strand zijn en aan de piña colada kunnen.