Eeuwen geleden was Amsterdam niet meer dan een vissersdorpje aan de rivier de Amstel. Midden in een veenmoeras, dus als je er een stenen huis had neergezet, dan was je nog niet terug van de coffeeshop, of de boel was alweer verdwenen.
Dit werd opgelost door lange houten palen in het veen te slaan, tot op de zandlaag daaronder. Paal voor paal wordt Amsterdam een populaire havenstad. In de Gouden Eeuw laat het Stadsbestuur een stel lange, brede grachten graven: de Heren-, de Keizers- en de Prinsengracht. Handig voor de kooplieden, want via het water kan je makkelijk handel vervoeren naar je eigen grachtenpakhuis. Daarnaast bouw je dan voor jezelf een imposant herenhuis. Als tijdens je high tea de thee op is stap je rustig even je eigen pakhuis binnen om een paar blaadjes te trekken.
Sinds 2010 staat die historische grachtengordel op de Unesco Werelderfgoedlijst, als ‘een meesterwerk van menselijk genie’. En dat komt goed uit, want de meeste mensen die er tegenwoordig wonen vinden zichzelf ook geniaal.