Binnen het wereldsysteem speelt het deel waar het meeste geld zit, dus het rijke westen, maar tegenwoordig ook steeds meer landen in Azië, een voortrekkersrol. Zo’n kerngebied noem je ook wel het centrum. Het centrum overheerst het hele systeem en vanuit het centrum komen de impulsen die het systeem aandrijven. Investeringen en beslissingen worden in het centrum gedaan. De winsten stormen terug naar het centrum.
De ontwikkelingslanden staan in dienst van het centrum. Deze gebieden noemen we de periferie. De periferie levert traditioneel grondstoffen en arbeid. Om te begrijpen hoe die centrum-periferie verhouding in elkaar zit moeten we terug het verleden in. Om precies te zijn naar de koloniale tijd.
Bananen bijvoorbeeld waren tot eind 19e eeuw een onbekend product voor Europeanen. Toen de banaan voor de Europese consument interessant werd, kwam er een handelsstroom op gang. Vanaf die periode werd de banaan vanuit de tropen in Europa ingevoerd. Ze kwamen met schepen van de bananenplantages die door de kolonisten waren gesticht.
Daarvoor was de bananenteelt in handen van de lokale boeren, maar door de kolonisatie en de groeiende wereldhandel kwamen de beste landbouwgronden in handen van westerse landen. Na de dekolonisatie namen veel buitenlandse multinationals het roer over en bleven de meeste bananenplantages in westerse handen. En dat is nog steeds het geval. De meeste bananen die wij eten komen van grote plantages van Dole, Chiquita of Turbana. Dat zijn Amerikaanse of Europese multinationals die de bananen verbouwen en oogsten.