Alle spoken in mijn kamer zijn ontzettend boos op mij
Ze willen dat ik bang ben maar ik ben alleen maar blij
Ze roepen boe! de hele nacht, en soms ook overdag
Ze worden almaar bozer omdat ik alleen maar lach
Hoe wild, hoe wit, hoe eng ze ook zijn,
Geen enkel spook, hoe griezelig ook, krijgt deze dame klein
Als ik ga slapen roep ik, he, daar zijn mijn schatjes weer
Kom maar fijn bij mij in bed, gezellig naast mijn beer
Dan doen we nog een spelletje, ik zie wat jij niet ziet
Het is wit, het ligt bij mij op bed, nee jullie zijn het niet
Hoe wild, hoe wit, hoe eng ze ook zijn,
Geen enkel spook, hoe griezelig ook, krijgt deze dame klein
Laatst hoorde ik twee spoken overleggen op de gang
Wat doen wij fout, waarom is deze dame nou nooit bang?
We jagen en we gillen, en we roepen keihard boe!
Maar in plaats van flink te rillen lacht dat meisje ons steeds toe
Hoe wild, hoe wit, hoe eng ze ook zijn,
Geen enkel spook, hoe griezelig ook, krijgt deze dame klein
En op een avond zijn de spoken zomaar weggegaan
Er lag nog wel een brief: het lijkt wel of wij niet bestaan
Jij bent veel te stoer voor ons, we krijgen jou niet klein
We komen pas terug als jij belooft om bang te zijn
Jammer dan, jammer dan, da’s deze dame niet van plan
Dus dikke vette pech
Mijn leven lang ben ik niet bang dus blijf maar lekker, blijf maar lekker, blijf maar lekker weg!