Het smelt van Lize Spit. Eva, Pim en Laurens zijn in hetzelfde jaar geboren. Dat bepaalt hun vriendschap of wat ervoor door moet gaan. Ze bedenken het plan om alle meisjes uit het dorp een cijfer te geven. Om uit te maken wie het knapste is, nodigen ze ze één voor één uit om langs te komen. Eva heeft een raadsel dat het meisje mag oplossen. Bij iedere verkeerde gok moet het iets uittrekken. De tweede die meedoet heet Melissa.
Terwijl zij stuk voor stuk haar kleren uittrekt, wordt er op de deur van de schuur geklopt. Er verschijnt een schim aan het geblindeerde raampje. Melissa kleedt zich razendsnel weer aan. Pim dooft de sigaret die hij had opgestoken. Laurens wappert met de trui die hij net van de grond gegrist heeft, maar de rook verplaatst zich niet. Pas als Melissa haar t-shirt weer aan heeft, zet hij de deur op een kier. Zijn vader komt binnen. Wat spoken jullie uit? Niets. Zitten jullie te roken? Nee, zegt Pim. Ik denk dat je vrienden beter naar huis gaan, zegt Laurens’ vader. Als Laurens achter hen aan langs zijn vader de deur uit glipt, grijpt hij hem bij zijn oorlel en sleurt hem dwars door de tuin.
Het is het begin van een snikhete zomer, waarin de drie steeds verder gaan en hun daden steeds wreder worden. Voor Eva zit er niks anders op dan meedoen.
Het boek begint dertien jaar na deze zomer. Eva komt terug in het dorp met een blok ijs in de kofferbak van haar auto. Gaandeweg snap je dat zij dit keer de regie wil behouden. Het is een ingewikkelde puzzel waarin heden en verleden steeds door elkaar lopen totdat de verschrikkelijke uitkomst zichtbaar wordt.