In het vroege voorjaar zwellen de knoppen van een kastanjeboom op. Rond elke knop zitten bruine, kleverige schutbladeren. Uit de knop komt een groene punt van opgevouwen, jonge blaadjes tevoorschijn. De blaadjes groeien snel. Het aantal blaadjes wordt ook groter. De bladeren spreiden zich uit en dan is te zien dat ze niet uit één stuk bestaan maar uit meer delen.
Tegelijkertijd begint de bloemtros groter te worden. Als de bladeren tevoorschijn komen, duwen ze de schutblaadjes opzij. Steeds meer blaadjes komen erbij. Ze hebben nu ruimte genoeg om zich uit te spreiden. Al gauw gaan de knoppen open en komen de bloemen tevoorschijn. De bloemen zitten in trossen. De kelkblaadjes zijn groen. De kroonblaadjes wit met een beetje roze. De meeldraden en de stamper steken ver uit de bloem naar buiten.