In de cirkel... Uit de cirkel... In de cirkel!
Schenk het water IN de fles
Doe het speelgoed IN de emmer!
Binnenkant! Buitenkant!
Binnen de cirkel, buiten de cirkel
In het zakje, UIT het zakje
De man met de rode trui is IN het huisje.
De man met de blauwe trui is IN het huisje! De man met de rode trui is buiten.
De man met de rode trui is In het huisje, hij is binnen
De man met de blauwe trui is in het huisje, de man met de rode trui is buiten
Binnen – buiten – Binnen – buiten – Binnen!