De God van de Christenen is in de Middeleeuwen de enige echte heerser in Europa. Koningen en keizers worden in zijn naam gekroond en gezalfd en hele volkeren vereren hem in magnifieke kerken en kathedralen. Het bekeringswerk van de eerste missionarissen was een fundament geweest, en op dat fundament was een nieuwe vorm van bestaan gebouwd. Het leven op aarde stond in het teken van een ander leven, na de dood. De verwachtingen over dat leven na de dood waren hooggespannen: mensen hadden er hele concrete voorstellingen bij. Ze slingerden heen en weer tussen hoop en vrees. Zou God hen straffen voor hun zonden en voor eeuwig verbannen naar de hel? Of stegen ze, desnoods gelouterd in het vagevuur, naar de hemel? Konden ze weerstand bieden aan de duivel?
De consequenties van deze kijk op het leven waren enorm. Een hele samenleving, als het ware in training voor de eeuwigheid. Wetend dat de lat van God heel hoog ligt. De Kerk profileert zich als de vertegenwoordiger van Gods gezag op aarde. Wil je je leven richten op het hoogste doel: het leven na dit leven, dan moet je bij de Kerk zijn. Geestelijken gebruikten onder elkaar het Latijn als taal. Maar om gewone mensen te vertellen hoe ze het slechte konden vermijden gebruikte je ook de taal van gewone mensen. Om te laten zien hoe zo'n goed leven eruit zag, werden spannende, meeslepende en ontroerende verhalen verteld over heiligen. Dat waren gewone aardse stervelingen die een voorbeeldig leven hadden geleid. Mensen huiverden bij het verhaal van de heilige Antonius, die in de woestijn door de duivel een bord vol zilver en goud kreeg voorgezet. Of bij het verhaal van de heilige Lidwina van Schiedam, die na een val op het ijs 38 jaar aan bed gekluisterd was en die uit vroomheid alle voedsel weigerde. Je had ook korte verhalen over goed en kwaad. Ze vertellen over gewone mensen die het even niet meer weten en een fout maken. Exempelen noemen we die. Een van de beroemdste Middelnederlandse exempelen gaat over de non Beatrijs. Verleid door haar jeugdliefde, besluit ze uit het klooster te vluchten. De eerste maanden heeft ze de tijd van haar leven. Maar als haar vriend haar vervolgens met twee kinderen en in bittere armoede achterlaat, krijgt ze spijt. Na veel omzwervingen komt ze terug bij haar oude klooster, waar niemand haar gemist heeft, want Maria heeft al die tijd haar werk overgenomen. Zo kan ze uiteindelijk zonder in schande te vallen haar oude plek weer innemen, en haar deugdzame leven hervatten.
Loef Gode ende prijs
Ende Maria, die Gode soghede,
Ende dese scone miracle toghede.
Si halp haer uut alre noet.
Nu bidden wi alle, cleine ende groet,
Die dese miracle horen lesen,
Dat Maria moet wesen
Ons vorsprake int soete dal
Daer God die wereld doemen sal.
Eind goed, al goed. De wereld is een plek waar wonderen gebeuren in de levens van hele gewone mensen. De verhalen over die wonderen zijn dramatisch en heel populair.